d00834

- Category: Documenten
- Onderwerp: WOII
- Jaar: 1940
- Archief no Heemkunde: digitaal d00834
Afbeelding
Dagboek Z. van Pelt
Voor mijn kleinkinderen
Een verhaal uit mijn kinderjaren
Putten - Winter 2003.
P a g i n a 2
“Niet vergeten”
Wij woonden in het Brabantse dorp Sprang Capelle, aan een rustige straat een beetje een buitenwijk van het dorp een leuke buurt zou je het kunnen noemen en dat was het ook. Er stonden op de hele straat zes grote deftige huizen van de notabelen van onze straat, en de andere huizen waren allemaal kleine boerderijtjes zoals die er toen nog veel waren. En ongeveer in het midden van deze huizen stond de prachtige korenmolen, die was meteen ook beeldbepalend voor deze mooie omgeving.
Ik zie het nog altijd voor me, die morgen van 10 mei 1940. Wij woonden naast die mooie korenmolen die wel 30 meter hoog was. Het was eigenlijk de trots van onze straat. Er werd toen nog volop gebruik van gemaakt want die molen maalde het koren de tarwe, rogge, erwten en gerst allemaal producten die toen door de plaatselijke boeren werden aangevoerd, en die door de bakkers ter plaatse gebruikt werden om hun verschillende soorten brood mee te bakken. Maar ook voor de veevoeding werd ermee gemalen, kortom het was echt een statig en heel belangrijk monument van onze straat.
Vreemde vogels:
Maar op die morgen van 10 mei 1940, was er plotseling iets heel vreemds aan de hand. Het was nog maar zeven uur, en ineens zomaar ergens vandaan vlogen er wel vijf voor ons, heel vreemde vliegtuigen telkens in een korte bocht en heel laag om die molen heen, wat zou dat toch kunnen zijn? En een lawaai dat zij maakten dat was wel helemaal angstaanjagend.
Mijn vader die zelf in de eerste wereldoorlog soldaat was geweest, herkende het meteen, hij zag dat er zwarte kruizen op die toestellen stonden, dat zijn Duitse jachtvliegtuigen zei hij, maak dat je binnenkomt voordat ze gaan schieten. Nog even duurde dit spektakel en toen werd het weer stil.
De radio ging aan en toen hoorden wij het… Duitsland had in de vroege morgen ons land aangevallen en zomaar de oorlog verklaart. Dat was een totale ontnuchtering voor de mensen om ons heen. Ik was toen bijna 9 jaar oud, maar ik herinner mij het als de dag van gisteren.
Van school gaan kwam die dag niets meer terecht iedereen was verontwaardigd over zoveel lafheid van de Duitsers dat zij dit gedaan hadden.
P a g i n a 3
Mijn vader had samen met zijn broer een boerderij met daarnaast een melkslijterij, zoals dat toen nog gebruikelijk was. Hij ging daarvoor elke morgen om half acht met kar en paard de weg op om zijn spullen te verkopen.
Maar op die morgen kon hij maar niet weg komen, de mensen in de buurt bleven maar praten en hun boosheid uitspreken over deze daad en wat er nu toch wel van ons land moest worden in de toekomst…. Nou daar zijn we later wel achter gekomen, het was heel…heel erg.
De volgende dag moest ik echter wel weer naar school net als alle andere kinderen, de bovenmeester was een heel kordate man, niet zo groot, maar wel stevig van postuur, en vooral stevig van karakter.
Hij liet ons, …. alle klassen tegelijk op het schoolplein verzamelen, en opstellen en toen ging hij voor ons een toespraak houden over wat die gemene Duitsers ons land nu hadden aangedaan. Hitler, zei hij was een monster van kwaadaardigheid.
Maar het zal nooit gebeuren dat de Nederlandse Leeuw voor de Duitse adelaar zal buigen, dat zal niet bestaan zei hij en met Gods hulp jagen wij ze te zijner tijd vast en zeker terug tot in hun eigen adelaarsnest! En daarmee had hij de toon gezet voor de toekomst, wij wisten nu wat Duitsers waren en hoe we daartegen aan konden kijken.
Zo was dus voor mij de oorlog begonnen. Maar als kind trok ik mij daar verder niet veel van aan en bovendien begreep je niet echt wat dit allemaal zou betekenen. Voor mij was het weer gewoon naar school gaan.
En dat deden wij met 10 jongens en met 8 meisjes, die allemaal op onze straat woonden. De weg naar school was precies 1 km. lang, de helft daarvan was verhard en alleen daar stonden de huizen, aan één kant van de weg, aan de andere kant was weiland, en deze weg was voor het grootste stuk onverhard, een zandweg met karrensporen en daarnaast een smal fietspaadje dat vlak langs een sloot liep. Wij gingen altijd lopend naar onze school, fietsen waren er destijds niet voor kinderen.
Aan weerskanten van deze weg lagen weilanden met op elk weiland ook een houthaag, waar in de zomers ook veel bramen groeiden, en daarvan moesten wij natuurlijk ons deel wel zien te krijgen, hetgeen vaak gepaard ging met vechten en stoeien. ‘s Winters was daar aan de slootkanten vooral veel droog gevroren lang gras.
Daarmee konden wij prachtig vuurtje stoken hetgeen ons heel wat avonturen opleverde, soms kregen wij de politie achter ons aan, dat was natuurlijk het meest boeiende van de schoolgang, wij vluchten dan dwars door de weilanden en over sloten heen met soms ook nog een danig nat pak.
Waar het onverharde stuk begon stonden ook geen huizen meer, eigenlijk beschouwden wij dit terrein als ons eigen gebied waarvan wij ons heer en meester voelden.
P a g i n a 4
Het gebeurde ook wel verschillende keren dat wij bezig waren met paard rijden op de paarden die daar in de weilanden liepen, als dan de eigenaar van dat paard het in de gaten kreeg dan was het weer vluchten zo snel als wij maar konden om op die manier aan een pak slaag te ontkomen. De beste joyrider te paard was ik, en dat kwam omdat mijn vader een Hit had waarmee hij zijn melkwijk reed.
Een Hit is volgens de boeken een klein paard, maar die zijn wel erg taai en kunnen heel lang doorrijden, ze zijn eigenlijk niet moe te krijgen, en ze hebben een vurig karakter, ze willen ook wel graag eens op hol slaan, en dan beleef je wat dat zal ik je zeggen, maak dan maar dat je weg komt want dan loopt zo’n dier alles omver wat hij op z’n weg tegenkomt Nou zo’n beest was ons
“VOSKE” want zo noemden wij dat dier, zij was heel slim en als een vreemde op haar rug klom, dan lag hij er meestal heel vlug naast want zij kende het kunstje om je van haar rug af te wippen, en mijn kameraden ondervonden dat ook al heel vlug als ze eens met haar wilden rijden, maar ik was zo aan dat dier gewend, en zij aan mij, dat ik viel er nooit af want ik was erop getraind.
Maar omdat dit zo was kreeg ik natuurlijk ook een heel sterke band aan dat dier, ik was trots op haar omdat zij zo slim was en zo hard kon rijden, kortom; ons VOSKE was het beste paard van alle paarden.
Een nieuw tijdperk:
Met het verstrijken van de oorlog werd ons gebied steeds boeiender. Dat begon al in 1942 langzaamaan begonnen er tekorten te ontstaan aan allerlei goederen zoals textiel en etenswaren, veel producten werden toen wat men noemde gedistribueerd, en kwamen op de bonnen. Met name boter, kaas en vlees werden schaars. Later kwamen ook bijna alle levensmiddelen op de bon, waaronder ook het brood.
Daardoor ontstond er in onze omgeving een heel nieuw tijdperk. Bij de boeren werden alle dieren die zij op hun boerderijen hadden geïnventariseerd en nauwkeurig in een door de Duitse overheid ontworpen VEEBOEKJE opgeschreven... Zo werden de boeren verplicht om elk jaar één of soms twee dieren voor de voedselvoorziening te laten slachten al naar gelang het aantal dieren dat men bezat Deze dieren moesten dan bij een regionaal abattoir worden aangeleverd, waar zij dan ook werden geslacht en verdeeld over het aantal slagers in die regio.
Dat wilden de boeren natuurlijk niet zo graag, omdat zij voor zulke dieren een door de Duitse overheid vastgestelde prijs kregen en die was veel lager dan men in de illegale handel konden krijgen, en daarom begonnen zij allerlei kunstjes te bedenken om aan die verplichting te ontkomen. Daarmede werd het zogenaamde clandestien - of ook wel genoemd: zwart -slachten geïntroduceerd.
P a g i n a 5
Er kwam dus een levende wat wij noemden, zwarte handel op gang van allerlei producten zoals boter, kaas, eieren en vooral rund – en varkensvlees en daarnaast ook textielproducten, kortom alles waar gebrek aan was werd in de zwarte handel wel verkocht tegen erg hoge prijzen, en die handel werd steeds omvangrijker. Het was echter ook een heel gevaarlijke handel want de regering van die tijd had een groot controleapparaat opgebouwd, die moesten deze illegale handel opsporen en wie dan ontdekt werd kwam soms wel in een Duitse strafgevangenis terecht. Daar werden de mensen vreselijk mishandeld door de Duitsers. Velen is dat overkomen en zelfs meerderen zijn daarin gestorven. Die controledienst droeg de naam: Centrale Controle Dienst afgekort de CCD.
Wie door deze dienst betrapt werd kreeg grote problemen. Het ergste was wel dat de mensen die voor de CCD werkten allemaal Nederlanders waren, die ook nog graag voor de Duitsers dit werk deden, begrijpelijk dat deze lieden door de bevolking geminacht werden en waar mogelijk ook tegengewerkt zoveel men maar durfde.
Koeien en schapen die geschikt waren voor dit zwart - slachten werden in aparte plaatsen gebracht, die moesten verstopt worden om aan de controle van de CCD te ontkomen. In de zomer was het gebied waar onze schoolweg aanlag een prachtig terrein om daar tussen de houtwallen enkele dieren in weilanden te laten lopen, die dan niet zo gauw gevonden werden. Maar de schapen liepen daardoor een heel ander gevaar, namelijk dat wij als schooljongens na de schooltijd op onze terugweg graag gingen paardjerijden op zo’n schaap.
Het was altijd een hele kunst om zo’n schaap te pakken te krijgen want die kunnen heel hardlopen, en als je er eenmaal op zat liepen ze ook steen en steen hard, dat was nog eens echt paardje rijden, wat hebben we daar een plezier meegemaakt. Op een middag gebeurde het dat Keesje Kruif op zo’n schaap reed
in een weide met een hele grote sloot ernaast, aan het einde van de wei liep het dier zo hard dat het de bocht niet meer kon nemen en zo vloog hij met Keesje
en al de sloot in, en allebei kopje onder, dat was een geweldige sensatie, want een schaap dat in het water valt verdrinkt onmiddellijk omdat zijn hele vacht nat wordt en dus het dier heel zwaar gaat wegen.
Maar wij met tien man sterk, toonden toen al onze kunsten en krachten om met z’n allen het dier weer op het droge te krijgen. Keesje was proestend en druipend zelf weer op de wal geklommen… maar nu het schaap nog...
De een pakte het dier bij de oren de ander weer in de vacht aan beide kanten van zijn lijf werd er getrokken en gekrijst op leven en dood, als het dier tegen de kant kwam moest het omhoog en dáár ging het verschillende keren fout, dan viel het beest weer een eind terug en moesten we opnieuw beginnen en telkens wist iemand hoe het beter moest gedaan worden, het was een spektakel van wonder en van geweld, maar tenslotte hadden we het karwei geklaard en kwamen we allemaal nat en vies thuis.
P a g i n a 6
Het is te begrijpen dat op die manier de schapen die daar moesten groeien dat niet echt deden. Al gauw kregen wij dus de eigenaren van die beesten achter ons aan met allerlei bedreigingen.
Zo werd onze weg naar school een weg vol avonturen, en de club werd daardoor ook steeds hechter, ook in het verzinnen van allerlei streken.
Een onvergetelijke dag!
Er gebeurden echter ook heel andere dingen die wij niet hadden verwacht.
In 1942 had ons Voske een veulentje gekregen een heel mooi beest. Het was zo rank en fier, een plaatje om te zien, en het was ook net als zijn moeder een voskleurig beest met een mooie bles op zijn kop. Maar hij liet zich niet zomaar in de hand nemen, hij liep altijd naast zijn moeder, en als je hem wilde pakken was hij je altijd te vlug af, je kon hem alleen in de stal vastpakken en anders niet. Je kunt natuurlijk wel begrijpen dat nu niet alleen VOSKE het mooiste paard was in ons dorp, maar dat het veulen nóg mooier was.
Wat was ik er trots op….
Maar helaas toen het beestje twee maanden oud was werd hij plotseling heel erg ziek... en hij ging dood. Dat was voor mij een complete ramp, dat kon ik niet uitstaan dat dit dier doodging.
Het leven gaat echter altijd verder en in het vroege voorjaar van 1943 diende zich alweer een nieuw veulentje aan. VOSKE werd nu heel behoedzaam verzorgd en mocht niet veel werk meer doen, totdat het veulen geboren zou zijn.
Toen was er die onvergetelijke dag dat er weer een veulentje geboren werd, maar dat ging niet goed, het beestje kon maar niet geboren worden, het was vreselijk, en VOSKE had toch zoveel pijn, en er kwam maar niets naar buiten.
Mijn vader wist er ook geen raad meer mee. Al gauw werd de veearts gevraagd om te helpen en die kwam. Na allerlei voor mij onbegrijpelijke handelingen van de veearts werd tenslotte na twee uur tobben toch het veulentje geboren en het LEEFDE nog, gelukkig dat was al een groot pak van het hart af. Het was ongeveer 10 uur in de morgen toen het veulen er was. Maar nu… VOSKE nog.
Die was totaal afgetobd, ze lag op de grond en kon niet meer opstaan, en als een paard niet meer kan gaan staan is dat altijd een teken dat het erg ziek is. Ze werd ook direct ernstig ziek ze kreeg heel hoge koorts en kreeg ook heel veel krampen in haar buik; koliek noemde de veearts dat.
Ik ben bang dat VOSKE dit niet zal overleven zei de veearts tegen mijn vader, hij gaf haar een injectie met een of ander geneesmiddel en hij zou om drie uur vanmiddag terugkomen om te zien hoe het verder zou gaan, en of er dan misschien nog iets aan te doen zou zijn, en zo ging hij dus weg.
P a g i n a 7
De tijd verstreek maar VOSKE werd steeds zieker, dit vond ik zo erg, een mooi veulen en zo meteen geen moeder meer, een moederloos veulen noemden wij dit toen. Dit kon ik niet begrijpen. Het werd half vier in de middag en daar kwam de veearts weer kijken, hij onderzocht VOSKE weer opnieuw, en toen viel het grote woord… VOSKE komt er niet meer bovenop. Probeer maar om ze in een slachthuis te krijgen, dan krijg je nog wat geld voor haar en dat is het beste wat gedaan kan worden. Zo… dat was echt een grote slag voor mij. De veearts ging weg, en ik huilde van verdriet en medelijden met VOSKE.. Dit kon toch niet waar zijn??
Opeens gebeurde er iets… ik dacht plotseling als God bestaat dan kan hij VOSKE nog beter maken. Als … God bestaat…
Stiekem ging ik naar mijn bed op de zolder van ons huis, en daar ging ik bidden,
Ik zei: Heere God als u nu echt bestaat laat mij dat dan nu weten doordat u VOSKE laat genezen. Als VOSKE blijft leven dan weet ik in elk geval heel zeker dat u bestaat en dat u ook naar kinderen wilt luisteren, dan zal ik ook voor altijd in U geloven!
Daarna ging ik naar mijn moeder en ik vroeg haar om vier eieren en een half tarwebrood om aan VOSKE te voeren. Dat was best een grote vraag van mij want eieren waren toen duur en brood daar moest je heel zuinig mee omgaan.
Maar moeder zei niets en gaf ze mij. Ik ging er direct mee naar VOSKE ik knielde bij haar neer en ik kuste haar op haar kop ik was zo verdrietig, maar toch… ik tilde haar kop een beetje op en het lukte mij om het eerste ei op haar tanden kapot te slaan en het zo in haar mond te laten lopen, zo dat was één
En daarna nog één en zo gingen alle vier de eieren in haar mond en VOSKE slorpte lekker en keek mij toch zo dankbaar aan, nu ook het brood nog.
Met een groot mes sneed ik het brood aan stukken en één voor één at ze die stukken brood ook op. Toen nog met een fles water laten drinken wel drie flessen achter elkaar.
Wat was ik blij dat me dit gelukt was en nu maar afwachten wat er zou gaan gebeuren. VOSKE ging liggen rusten en ik ging weer weg.
Mijn vader liep ook regelmatig bij haar langs om te zien of er misschien toch nog iets zou verbeteren... Het was erg spannend, en de tijd verstreek, telkens ging ik ook kijken of er nog geen beterschap was te zien, en het duurde en het duurde maar, totdat mijn vader erover begon te praten dat hij toch maar een vrachtauto zou gaan bestellen om VOSKE naar een abattoir te laten brengen, maar dat wou ik niet, want ik dacht; dat kan de Heere God toch niet laten gebeuren, dan geloof ik nooit meer in Hem. Het was héél erg spannend vooral voor mij. Wat een dag was dat… het ligt allemaal nu nog, heel goed in mijn geheugen.
P a g i n a 8
Maar…. Het wonder gebeurde…Om zeven uur s’ avonds richtte VOSKE haar hoofd op en begon te proberen om overeind te komen. Snel ging ik weer water halen en een grote fles om haar te laten drinken, en daarna... jawel ze ging staan!
Eerst erg wankel maar na een kwartier stond ze weer helemaal normaal in de stal.
Dat had niemand meer verwacht, behalve…(ik). Ja zo was dat.
Om half acht kwam toch de veearts toch nog even langs om te zien hoe de toestand was. Maar Bart zei hij tegen mijn vader, wat is hier nu toch gebeurd?
Dit hield ik niet meer voor mogelijk. Hij onderzocht VOSKE nog eens en hij zei de koorts is ook bijna weg, ze gaat beter worden, dat was een verassing.
Na vier dagen was VOSKE weer helemaal beter, maar het veulen was toen dood omdat het geen moedermelk had gekregen, dat was wel jammer, maar VOSKE, was er weer helemaal.
Het allerbelangrijkste in dit hele verhaal was echter, dat ik nooit meer kon zeggen dat God niet bestaat, hij had immers zelf heel duidelijk laten zien dat Hij wel degelijk bestaat en dat Hij ook naar Kinderen luistert en zelfs zo, dat Hij in Zijn grootheid en heerlijkheid ook met kinderen wil omgaan. Kinderen zelfs heel serieus neemt.
Wat mij ook mijn leven lang is bijgebleven is dat mijn moeder mij zomaar die eieren en dat brood gaf zonder ook maar iets verder te vragen, achteraf denk ik steeds… hoe wijs was dat van mijn moeder. Wat een voorbeeld voor alle moeders ook vandaag om niet hun kind in de weg te gaan staan met allerlei misschien wel logisch lijkende argumenten, maar om ook hun kind serieus te nemen als het in grote problemen iets komt vragen.
Wat een heerlijk Woord ook van onze Heiland als Hij zegt:
“Indien gij niet wordt als een kind, gij kunt het koninkrijk Gods niet ingaan”.
(Matt. 18:3).
Deze woorden van de Heiland en deze gebeurtenis zijn in mijn leven steeds weer belangrijk geweest ook nu nog steeds.
Graag zing ik dan ook het bekende lied;
Laat mij niet mijn lot beslissen: zo ik mocht ik durfde niet.
Ach hoe zou ik mij vergissen, als Gij mij de keuze liet!
Wil mij als een kind behandelen, Dat alleen de weg niet vindt:
Neem mijn hand in Uwe handen en geleid mij als een kind.
Verder gaat het verhaal zoals ook het leven weer gewoon verder ging.
Nou ja gewoon? Gewoon was het eigenlijk niet want de oorlog ging ook steeds verder en er gebeurde elke dag wel iets wat je nooit kon verwachten.
P a g i n a 9
Vliegtuigen:
De geallieerde luchtmacht begon toen steeds meer bombardementen uit te voeren in Duitsland. Hele formaties vliegtuigen kwamen dagelijks door de lucht voorbij. Die gingen allemaal richting Duitsland. Wij vonden dat prachtig want Duitsers... dat waren onze vijanden, daar waren we kwaad op.
Het gebeurde verschillende keren dat er luchtgevechten uitbraken in de lucht boven ons. Er was in Gilze Rijen een luchtmachtbasis van de Duitsers waar zij een aantal jachtvliegtuigen hadden staan en als er dan geallieerde bommenwerpers aankwamen stegen zij op en vielen deze bommenwerpers aan.
Dan kreeg je een zwaar gevecht waarbij dikwijls vliegtuigen in brand geschoten werden en dan neerstorten. Soms zagen wij dat de bemanningen van die vliegtuigen eruit sprongen en dan aan een parachute omlaag kwamen.
Het is ook wel gebeurd dat Duitse soldaten dan met hun geweren die soldaten aan de parachute doodschoten, en zij maakten er een feest van als zij zo’n parachutist geraakt hadden. Dan waren wij helemaal razend van kwaadheid want dat was wel zo intens laf.
Onderduikers:
In juli van het jaar 1943 kregen wij bij ons thuis een onderduiker, hij kwam uit Rotterdam, wij noemen hem : “Jan uit Rotterdam”, en verder in dit verhaal noemen we hem gewoon “Jan“ hij moest in Duitsland gaan werken voor de Duitsers maar dat had hij niet gedaan, en dus moest hij van thuis wegvluchten voor de Duisters, onderduiken noemden wij dat in die tijd, want de Duitsers hadden de regel uitgevaardigd dat alle mensen een persoonsbewijs bij zich moesten dragen, daarnaast kwam het bevel van de Duitse overheid dat alle mannen in de leeftijd van 18 t/m 50 jaar die gezond waren, in Duitsland moesten gaan werken in allerlei beroepen maar het meeste toch wel in de oorlogsindustrie. Dat wilde natuurlijk bijna niemand.
P a g i n a 10
Maar je kon ook vrijstelling krijgen wegens persoonlijke onmisbaarheid voor de plaatselijke bewoners, zoals een dokter of een bakker etc. Nu deze mensen konden op aanvrage een zogenaamd AUSWEIS krijgen en dat moesten zij dan naast hun persoonsbewijs altijd bij zich hebben, maar die dat niet had en toch werd aangetroffen die werd zonder pardon gearresteerd en op transport naar Duitsland gesteld.
Om mensen op te sporen die dus geen AUSWEIS hadden, hielden de
Duitsers, en vaak ook de Landwachters regelmatig razzia’s onder de bevolking.
Daarbij gingen dan een aantal soldaten de wijk in en gingen de huizen doorzoeken of zo iemand zich misschien thuis had verstopt, en als hij dan gevonden werd, dan namen zij die gevangen en voerden hem af naar Duitsland om daar als slaaf te werken aan de Duitse oorlogsindustrie, zo ging dat in die tijd, het was altijd spannend.
Er was ook een organisatie van NSB’ers ( landverraders dus) en daaruit werd weer georganiseerd een aantal vrijwilligers die noemden zichzelf ‘De Landwachters” Deze lieden droegen ook een uniform en een dubbelloops jachtgeweer omdat het Duitse leger niet meer voor echte karabijnen kon zorgen in die tijd, maar goed, zij waren in het algemeen erg trots op hun status, en zij gingen ook vaak op jacht om onderduikers en eventueel ook Joden op te sporen, met het doel deze aan de Duitsers uit te leveren, moordenaars waren het!
Ze konden dan zelf wel trots zijn op hun status maar de bevolking kon hun bloed wel drinken. Het waren moeilijke tijden, en ook al was ik toen nog maar 12 jaar, ik wist al heel goed wat ik wel en wat ik zeker niet wilde doen.
Om aan deze razzia’s te ontkomen gingen de mannen van die leeftijdsgroep, die geen Ausweis konden krijgen dus wat wij noemden … ONDERDUIKEN.
Zo kwam Jan bij ons thuis op de boerderij. Als onderduiker dus, en tevens als mijn grote kameraad, ik had zelf nl. geen broers. Dat was ook daarom een mooie aanvulling voor mij. We sliepen ook samen in een echte bedstee met deurtjes ervoor, ja dat was toen heel gewoon, maar nu is dat zeer exclusief.
In die tijd was de illegaliteit al volop actief in ons land, velen presteerden het om persoonsbewijzen te vervalsen en ook ausweisen vervalsen was natuurlijk heel belangrijk, maar het moest wel met een uiterste precisie gebeuren, want wie met een vals ausweis betrapt werd ging onherroepelijk mee naar een straf kamp ergens in Nederland of soms nog erger in Duitsland, velen van hen die dat overkwam zijn daarin overleden, dood gemarteld mag men wel zeggen.
De illegaliteit kreeg het steeds drukker met vervalsingen maken, want al die onderduikers en de Joden die er nog waren kregen ook geen bonkaarten voor hun levensmiddelen die inmiddels ook allemaal op de bon waren gekomen en zonder bonnen kon men zelfs geen brood kopen.
P a g i n a 11
Marius:
Mijn oudste zuster Anna die 10 jaar ouder is dan ik, woonde in die tijd in Dussen zij deed daar de huishouding van mijn grootouders, mijn oma was namelijk gedeeltelijk verlamd en kon dus niet veel, ik heb haar nooit anders gezien dan zittend in een armstoel. Dussen is een klein dorpje aan de noordkant van de Bergse Maas, terwijl Sprang Capelle waar ik woonde daar bijna recht tegenover lag aan de zuidkant van deze rivier.
Als wij soms naar Dussen gingen moesten wij bij de Maas altijd met een pont overvaren, dat was altijd best wel leuk.
Nou mijn zus Anna had verkering met een heel aardige kerel die ik ook erg leuk vond omdat hij sportief was en heel sterk. Van huis uit was hij een arbeider in de landbouwsector, net zoals ook zijn vader dat was, andere opleidingen waren er toen niet en dus werd zo de kost verdiend. Hij heette Marius Nederveen.
Ja en als je dan verkering kreeg met een dochter van een boer dan moest je vanzelf ook wel eens laten zien wat jij zelf waard bent om te werken, en dat gebeurde af en toe dan ook wel. En ook als Marius met Anna bij ons thuis op bezoek kwam werd er ook kennis ge maakt met onze onderduiker, onze Jan uit Rotterdam, nou die twee hadden wel een zover uit elkaar lopende achtergrond als nauwelijks voorstelbaar was. Jan was een enige zoon van een welgestelde kruidenier in Rotterdam, en hij was erg verwend door zijn moeder. Marius daarentegen was zoon van een arbeider in de landbouwsector in Dussen en hij had vijf broers en twee zussen, en die was allerminst verwend die had geleerd van jongs af aan dat er gewerkt moest worden voor de boterhammen.
Die was gehard in het zware werk, dat zag er niet best uit voor onze onderduiker
Om zich daarmede te moeten meten. Bovendien zat Marius tot over zijn oren in het illegale werk. Dat wist ik toen niet dat mocht ik immers ook niet weten daar was ik nog veel te jong voor.
Toen het juli werd brak de oogsttijd aan, en in die tijd konden kinderen van boeren vrij krijgen van school voor de tijd van vier weken. Oogstverlof noemden wij dat, en als kind waren wij daar gek op, vier weken niet naar school, en daarna was de zomervakantie ook nog eens vierweken dat was natuurlijk prachtig, en je voelde je stoer tegenover de kinderen die daarvoor niet in aanmerking kwamen, zo had ook dit zijn eigen bekoring.
Onder deze omstandigheden leerde ik al vroeg hard werken, maar ook Jan uit Rotterdam moest eraan geloven, hij moest leren melken met de hand. Dat was het eerste waarmee wij veel pret beleefden, hij was 23 jaar oud maar had nog nooit gezien hoe een koe gemolken werd, wist hij veel. Om te melken hadden we een klein stoeltje wij noemden dat onze melkstoel het was een balkje van ± 30 cm. hoog met een plank er bovenop getimmerd en daar zat je dan op als je ging melken, dat was best even wennen als je dat nooit gedaan had, want als je even je evenwicht verloor dan viel je achterover op je zitvlak, en als je pech had
P a g i n a 12
kon het ook nog wel gebeuren dat je precies met je zitvlak in een koeien vlaai terecht kwam met alle gevolgen van dien. Maar goed Jan zou melken; mijn vader zei hem dat als je ging melken je eerst even goed met de staart van de koe moest zwengelen om de melk in de spenen te krijgen, maar toen Jan even flink aan de staart begon te zwengelen rende het dier in volle vaart weg.
De eerste lessen waren dus nogal moeilijk, maar het werd nog veel erger voor onze Jan, want hij moest natuurlijk ook voortdurend opletten dat hij geen Landwachters tegenkwam op straat, want die zouden hem meteen gearresteerd hebben, maar op het land in de polder kwamen ze bijna niet, en dus ging Jan vaak mee naar de polder om daar mee te werken.
Ja het was een flinke warme zomer en dan op het land werken wat je nooit gedaan had dat was best heel zwaar voor hem, maar hij deed flink zijn best.
Zo leerde hij zelfs graan maaien met de hand. d.w.z. met een zicht, dat is een soort zeis met een korte gedraaide steel. Je moest wel tamelijk diep voor overstaan om te kunnen maaien, dat maakte dat je na een paar uur al aardig pijn in je rug kon krijgen, hetgeen dan ook met onze Jan het geval was.
Maar hij hield vol…dat was best een hele prestatie. Echter toen ook Marius een paar dagen kwam helpen met graan maaien zakte de moed hem in de schoenen, die Marius kon maaien, dat hield je niet voor mogelijk en het leek wel of hij nooit moe werd, en voor mij was dat ook hard werken want ik moest de schoven binden, dat was ook geen kleinigheid, als je een maaier had als Marius dan kon je hem niet bijhouden met binden, maar ik probeerde het telkens wel, en ook Jan moest af en toe mee helpen binden, en ook dat was vreemd voor hem en dus ook best wel moeilijk, ik kon als jongen van twaalf vlugger binden dan Jan van 23 jaar, ja en als je dan ook nog in huis moet zijn bij mensen die je daarvoor nooit had gekend, dan was een beetje heimwee natuurlijk niet zo heel vreemd. Mijn ouders hadden daarvoor goed begrip, en ook Marius zat hem steeds op te porren van kom jo kop op, je bent gezond en nog altijd niet in Duitse handen en zo ontstond er langzamerhand een hechte onderlinge band.
En er waren nog twee onderduikers uit Rotterdam in ons dorp, zij waren van huis uit allemaal lid van de gereformeerde kerk in Rotterdam, en nu werden zij met elkaar in ons dorp ook weer echte vrienden. Zij liepen allemaal hetzelfde risico, n.l. dat zij op een keer opgepakt konden worden als de Duitsers er erg in kregen dat zij hier ondergedoken waren.
Jan had zelf een fiets met toen nog goede banden en dat was al bijzonder want fietsbanden waren er eigenlijk niet meer alleen hier en daar nog wat in de zwarte handel, en die waren dan heel duur, maar goed, Jan had een fiets met nog heel goede banden.
P a g i n a 13
Onze Jan gearresteerd!
Het was inmiddels al Augustus geworden, maar helaas…op een ongelukkige avond liep onze Jan echter in een val van de gehate Landwachters.
Hij was op bezoek bij vrienden die ook veel deden aan vervalsingen van bonkaarten en persoonsbewijzen. Op zijn terug rit naar huis werd hij aangehouden door een groep landwachters, en die zagen dat zijn ausweis vervalst was, zij namen hem dus gevangen, en Jan kwam die avond niet bij ons thuis. Dat was een enorme spanning voor hemzelf maar ook voor mijn ouders die zich toch ook voor hem verantwoord wisten.
Echter om 11 uur die avond kwam het hoofd van politie dhr. Volbers bij ons op bezoek. Hij had de arrestatie gezien, en omdat hij hoofd was van de politie had hij toegang tot de soldaten die de arrestant inmiddels onder hun beheer hadden.
Hij had er dus voor gezorgd dat wij wisten wat er met Jan aan de hand was. Dhr Volbers was echter zelf ook een heel fanatieke illegale werker, alleen dat wisten de Duitsers niet. Hij wist dat Jan in voorlopige hechtenis was in Tilburg maar dat hij vandaar spoedig op transport naar Duitsland gezet zou worden.
Dat was een buitengewoon grote zorg voor mijn ouders want zij konden geen direct contact maken met de ouders van Jan die immers in Rotterdam woonden.
Telefoon hadden wij toen niet en een brief zou minstens drie dagen onderweg zijn en dan moest men nog heel voorzichtig zijn met wat men daarin zou schrijven, want ook post werd soms gecontroleerd. Grote zorgen dus.
Maar mijn vader die zelf in de eerste wereldoorlog vier jaar soldaat was geweest, en die bovendien een sterk geloof had in Gods leiding met ons leven, wist de kalmte goed te bewaren, bid en werk was altijd zijn devies, en dat deed hij nu zeker ook. Met dhr. Volbers besprak hij de eventuele mogelijkheden om Jan te gaan bezoeken in de plaats waar hij gevangen zat. Maar dat werd niets.
Laat mij nu maar werken aan zijn vrijlating en blijf zelf buiten spel was het advies van Volbers, hij als hoofd van de politie had toch nog meer invloed dan wij hadden gedacht en jawel na vier dagen werd Jan weer vrijgelaten.
Wij wisten thuis dat er gebeden waren verhoord, dat stond voor ons als eerste vast. Maar nu hadden wij toch een probleem, want de landwachters hadden ook Jan zijn beste fiets in beslag genomen, die was hij dus wel kwijt, en een andere fiets dat was echt niet zo gemakkelijk.
Voorlopig moest Jan zich dus maar behelpen met de fietsen die wij thuis nog hadden, maar alleen die van mijn vader was nog goed maar de twee andere fietsen hadden harde banden, dat waren banden die gemaakt werden van oude autobanden, die sneed men dan in repen en die werden omgevouwen en met een stalen klem werden de twee uiteinden aan elkaar vastgemaakt en op de velling van het fietsenwiel gespannen, daar zat helemaal geen lucht in, dat hobbelde heel goed maar het trapte wel zwaar, maar.. zei men dan …beter goed gereden dan slecht gelopen.
Zo zat onze Jan dus te hobbelen op onze plaatselijke wegen.
P a g i n a 14
Marius gearresteerd!
Wij leefden inmiddels in het jaar 1944, en wat ik niet wist was, dat Marius druk bezig was met zijn groep om van de geallieerden wapens te ontvangen, deze werden dan gedropt uit vliegtuigen die dat ‘s avonds en ‘s nachts deden op afgesproken plaatsen ergens achteraf in het open veld. De afspraken voor zo’n wapendropping werden gemaakt door de illegale medewerkers die dat via een geheime zender deden met de legerleiding in Londen.
In het begin van Juni dit jaar was het weer eens zover, Marius kwam overdag bij ons thuis langs en liet mijn vader weten wat hij twee dagen later, dat was op 15 Juni, met nog twee andere vrienden zou gaan doen, mijn vader vond het maar niets hij zag grote gevaren van ontdekt te worden, en daar hielden zij ook wel rekening mee, maar ja die avond zou de dropping plaats vinden dus ze moesten wel gaan.
Zo gingen de drie vrienden: Marius Nederveen, Jan Hak en Hans Roelink, wel in het besef van het risico dat zij namen, maar ook vol goede moed en vaderlandsliefde op pad, niet wetend dat zij nooit meer terug zouden komen.
Op de afgesproken plek aangekomen waren er daar nog een aantal andere jongens van andere verzetsgroepen die echter ook van deze wapenzending hun aandeel zouden krijgen, met hoeveel mensen zij precies waren is mij niet bekend.
Helaas… toen zij de wapens al hadden gevonden en in gepakt, verzamelden zij zich in een daarvoor afgesproken schuur om de wapens onderling te verdelen.
Toen zij goed en wel binnen waren in deze schuur gingen de deuren van de schuur dicht en de koplampen aan, van enkele legerauto’s van de Duitsers, die daar al van te voren verborgen waren opgesteld. Ze waren omsingeld door een grote overmacht, wel ontstond er een kort maar hevig gevecht in deze schuur waarbij naar ik vernomen heb enkele slachtoffers vielen en de rest werd gearresteerd, waaronder ook Marius en zijn twee vrienden. Achteraf bleek dat deze wapen dropping in scene gezet was door de later zeer beruchte Anton van der Waals. Die een heel belangrijke rol speelde als verrader in het zogenaamde EnglandSpiel. Hij had zelfs contacten met de geheime dienst van het geallieerde leger in Londen, en zo zijn deze jongens op een heel laaghartige wijze in een vooraf opgezette val gelopen.
Tijdens hun arrestatie is er nog even heel fel gevochten, maar de overmacht was zo groot dat ontsnappen echt onmogelijk was, zij werden gevangengenomen en naar het strafkamp “VUGHT” gebracht. En wat er daar met hun is gebeurd weet niemand, dat is voor altijd verborgen gehouden.
Marius en zijn twee vrienden zijn op 29 Juli 1944 in het kamp VUGHT gefusilleerd.
Wat wij als familie als buitengewoon laaghartig en gemeen hebben ervaren was het feit dat de Duitsers pas zes weken nadat deze jongens vermoord waren daarvan aan de nabestaanden mededeling hebben gedaan, en dat gebeurde als
P a g i n a 15
volgt: de familie kreeg eind Augustus een schriftelijke oproep om naar een adres op de Heemraadsingel in Rotterdam te komen naar een hoofdbureau van het Duitse leger om hun eerste informatie te ontvangen over hun zoon. Tante An die al zes jaar verkering had met Marius, is toen samen met de plaatselijke Gereformeerde predikant Ds. Hendriks, op de fiets van Dussen naar de Heemraadsingel in Rotterdam gegaan.
Toen zij daar waren werd hun koud en grof medegedeeld dat Marius wegens verzetswerk op 29 Juli was gefusilleerd, en tante An kreeg daar, haar verlovingsring van Marius, zijn regenjas en één schoen van hem terug!
Nimmer zijn wij als familie vergeten hoe verslagen deze mensen gezamenlijk terug zijn gekomen uit Rotterdam. Hoe zal men zulk een verdriet ooit peilen?
Wie zou niet wenen?
Op het gedachtenis monument in Vught staan nu de namen vermeld van de drie vrienden die alle drie op dezelfde dag gefusilleerd zijn. In dankbare herinnering en met groot respect plaatsen wij hun namen hieronder:
Marius Nederveen geboren 15 –04 – “ 20 gefusilleerd op 29 Juli 1944.
Nico H. Roelink “ 27 –03 - “ 21 “ “ 29 Juli 1944
Jan Hak “ 12 -09 – “ 20 “ “ 29 Juli 1944
Toen de vrienden na enkele dagen van hun vertrek niet terugkwamen en ook helemaal niets van zich lieten horen was de hele familie in onrust en twijfels, wat zou er toch gebeurd zijn met de jongens? Ook de families van Jan Hak en Hans Roelink wisten helemaal niets. Zo gebeurde dat, met dat herrenvolk uit het oosten, zij gaven aan de hele families geen enkele informatie over hun kinderen! De weken verstreken maar niemand die ook maar énig taal of teken hoorde. Men wist helemaal niets van het lot van deze mannen, ook niet waar zij waren, niets ..helemaal ..niets!.
De zoektocht:
Bij de achter gebleven families nam de onrust hand over hand toe, wat zou men kunnen doen om toch maar iets van de jongens te weten te komen?
Het waren prangende vragen, en men moest ook nog uiterst voorzichtig zijn omdat het gevaar heel groot was dat de Duitsers naar nog meer slachtoffers op zoek waren, de jacht op illegale werkers was goed open in die tijd, en als zij konden sloegen zij genadeloos toe, goede raad was duur. Maar de onzekerheid werd ondragelijk. Ten langen leste besloot mijn vader dat hij na veel informeren hier en daar maar eens moest gaan kijken of de jongens misschien in Amersfoort in de strafgevangenis waren opgesloten. Via geruchten van andere illegale werkers meende men dat de jongens daar wel eens konden zijn.
P a g i n a 16
Maar hoe mijn vader ook gezocht en gevraagd had bij die gevangenis, hij kwam onverrichter zake en zeer vermoeid thuis aan. Het was in het begin van de maand juli toen mijn vader deze zoektocht had gedaan, en nog steeds was er geen spoor van de jongens gevonden, het was een ramp!
Opnieuw werden allerlei mogelijkheden met mensen van de illegaliteit besproken en nagespeurd, maar alles zonder resultaat. De angst en de droefheid werden steeds groter. Toch hielden de mensen er bij elkaar de moed weer in, en telkens opnieuw werden er suggesties gedaan. Men bleef zoeken op alle mogelijke en onmogelijke manieren.
Na ongeveer drie weken ging mijn vader opnieuw op ontdekkingsreis, nu naar het beruchte strafkamp in Ommen, volgens sommige berichten zouden ze daar kunnen zijn. Dus met de trein een lange reis naar Ommen gemaakt, al vroeg weg ‘s morgens , en daar aangekomen, wilde men daar geen enkele informatie geven over gevangenen. Weer diep teleurgesteld terug naar huis zonder ook maar iets wijzer te zijn geworden. Mijn vader en moeder kennende weet ik zeker dat er veel gebeden werd om het behoud van de jongens, maar de vragen bleven levensgroot voor hen staan…
... En wat te denken van tante An???
Hoe verschrikkelijk was die tijd bijzonder voor haar?, en voor de ouders van Marius. Toch bleven zij in geloof en afhankelijkheid hun weg vervolgen, zij het met vele…vele vragen in hun hart. De hele illegaliteit in de omgeving was ook al op hun manieren aan het informeren gegaan, en zij kwamen op een gegeven moment met de mededeling dat de jongens in het strafkamp “VUGHT” zouden verblijven.
Tenslotte kwam Jos van Wijlen, (die bij de illegalen bekend was onder de naam
Kapitein André.) Hij kwam met de vraag naar mijn vader of hij met zijn knokploeg een inval zou wagen om de jongens uit het kamp Vught te gaan bevrijden. Dat was een moeilijke vraag! Maar na enig overleg zei mijn vader: “dat kan je toch niet wagen, dat kan wel dertig levens kosten in plaats van drie”.
Het was ook met zekerheid al te gedurfd om dat te proberen, maar die mannen waren niet voor een kleintje vervaard, zij waren zeer dapper. Maar toch besloot men om dit risico niet te nemen. Wat een uiterst moeilijke tijd was dat!
Toen dan ook eenmaal bekend was geworden dat de jongens alle drie waren vermoord, was de verslagenheid onder al de voornoemde mensen zeer groot.
Voor de ouders van deze jongens was het buitengewoon smartelijk te weten dat hun jongen op deze manier het leven had verloren. Maar ook voor tante An is dat verschrikkelijk geweest, zoveel idealen de bodem ingeslagen, de toekomst somber, haar geliefde verloren, en nog dagelijks van die Duitse soldaten met geweren op hun rug om zich heen zien: …verschrikkelijk!!
P a g i n a 17
Toch zijn zij niet opstandig geworden, hetgeen met name blijkt uit de rouwbrief die de familie later heeft opgesteld.
Op deze rouwbrief werd vermeld:
“ Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort” ( Johannes 12 : 24)
Als afsluiting op deze rouwbrief werd vermeldt:
“O God ! Uw weg is in het heiligdom” ( Ps. 77 : 14 a )
Het getuigenis op die rouwbrief mag ook voor allen die dit nu lezen een krachtige heenwijzing zijn, als ons dingen overkomen in ons leven, die wij niet kunnen plaatsen, om te kunnen zien waar wij daar dan mee heen kunnen gaan.
Om kracht en moed te vinden om die weg te gaan, die God met ons gaat ook door veel lijden en verdriet heen, het gaat immers altijd naar Zijn grote toekomst heen!
De Duitsers gefopt!
In de tussentijd van ongeveer twee maanden, dat Marius was weg gegaan en de dag van de mededeling van zijn fusillade gebeurden er ook allerlei andere dingen. Zo werd mijn vader, en vele anderen met hem door het Duitse leger gecharterd, om op het vliegveld van Gilze Rijen met kar en paard, zand te rijden om de vele bomgaten die in de landingsbanen werden gebombardeerd weer dicht te maken.
Wij hadden inmiddels naast Voske ook nog een tweede Hit gekocht maar die was al oud, het dier had een struma gezwel onder zijn keel en hij had op beide voorbenen bulten op zijn knieën, verder droeg het dier de schone naam “Tommy” Om de Duitsers zoveel mogelijk te dwarsbomen ging mijn vader natuurlijk met deze “Tommy” naar het vliegveld, en Tommy struikelde ook nogal eens omdat zijn knieën zo stram waren. Jullie weten zeker wel dat de Engelse soldaten toen bekend waren onder de naam: “Tommies”. Nou mijn vader wist dat heel goed, en hij gebruikte die naam van het beest om het andere woord, zodat hij tenslotte door de geïrriteerde moffen terug naar huis werd gestuurd, en dat was wat hij nou net zo graag wou!
Gaandeweg vorderde de oorlog, de geallieerde legers die in Normandië aan land gekomen waren maakten hun opmars door Frankrijk en België. Dat was ook voor de Duitsers aanleiding om vooral in de maanden juli en augustus buitensporig veel mensen in Vught te fusilleren of op transport naar Duitsland te stellen.
Daar tegenover werden de mensen hier in ons land aangestoken door een enthousiasme over de vorderingen van de geallieerden, men dacht dat wij nu
P a g i n a 18
spoedig ook bevrijd zouden worden, en men werd gaandeweg ook wel een beetje brutaal, vooral de mensen van de illegaliteit kregen het te pakken.
Nu was er in ons dorp ook een schoenenfabriek en daar werkten meestal ± 50 mensen, die werkten toen ook nog op Zaterdagmorgen tot 12 uur.
Op zo’n zaterdag in Augustus hielden de landwachters een razzia en gingen de schoenfabriek in om te kijken of zij daar misschien iemand konden vinden die geen geldig ausweis bij zich had, om die dan vervolgens te arresteren voor de Duitsers. Zij kwamen op hun fietsen met het jachtgeweer op de schouder, ik zag ze arriveren, en tot mijn grote verbazing had één van hen... jawel…, de fiets van onze Jan uit Rotterdam.
Dat werd mijn grote kans… ze waren nog maar net binnen in de fabriek of ik pakte die fiets en met de benen onder de stang door reed ik er als een hazewind mee naar huis. Zo werden de dieven bestolen. Mijn vader en onze Jan hadden de grootste schik, maar Jan bleef in het vervolg toch onze oude fiets met harde banden gebruiken en zijn eigen goede fiets werd keurig verstopt.
Een noodlanding:
Ondertussen kwamen er steeds meer geallieerde vliegtuigen bij ons over, veel bommenwerpers die naar Duitsland vlogen om daar hun lading te laten vallen, maar ook veel jachtvliegtuigen, de zeer beroemde Spitfire, die zeer snel en wendbaar was opereerde bijna dagelijks in onze omgeving.
Op een mooie septemberdag kwam er ‘s middags om ± drie uur een prachtig grote bommenwerper heel laag aanzweven, wij zagen meteen dat hij geen kracht meer had om te vliegen, en ja hoor heel langzaam kwam hij naar beneden en tot onze stomme verbazing ging hij aan de grond op een weiland ongeveer een kilometer bij ons vandaan. Ik met nog een paar vrienden als een haas ernaartoe, over sloten en prikkeldraden heen recht op ons doel af om te zien wat dat wel zijn kon een vliegtuig van de geallieerden op de grond in een weiland.
Zoiets hadden wij nog nooit gezien, wat was dat vliegtuig een groot gevaarte in onze ogen, en dan van zo kortbij dat kunnen zien, dat was om nooit te vergeten!
We keken onze ogen uit ons hoofd..., maar we beseften totaal niet het risico dat wij daarmee namen. Toen we erbij kwamen zagen wij namelijk dat een deur van het vliegtuig open stond en dat er één bemanningslid in de deur stond met een machinegeweer in zijn hand, er omheen liepen al heel gauw een aantal Duitse soldaten ook met de karabijnen in de aanslag, dat werd even heel spannend! Hoe zou dat aflopen??
De commandant van de Duitsers begon te roepen naar de vliegeniers, en deze riepen terug, de wapens werden naar beneden gericht, en men benaderde elkaar.
De commander van het vliegtuig gaf zich met zijn mannen over aan de Duitsers, maar dat ging wel met heftige woordenwisselingen gepaard. Het bleek namelijk dat één van de bemanningsleden gewond was, en dat die niet kon lopen.
P a g i n a 19
Op datzelfde moment gebeurde er iets buitengewoon komisch, er kwam namelijk met een grote rode kruisband om haar arm, een kraamverpleegster aanlopen in het uniform dat daarvoor bekend was in die tijd.
Zij nam onmiddellijk alle initiatieven in de hand en regeerde meteen met een zeer krachtige hand, ik kon niet verstaan wat ze allemaal sprak, maar er kwam al heel gauw een brancard terplaatse, de gewonde werd daarop gelegd en zij gaf de Duitse soldaten bevel om hem te dragen, dat was tenminste nog eens een echte kraamverpleegster, zij verwierf daarmede in ons dorp een onsterfelijke roem, wat hebben we er later veel om gelachen.
Maar de bemanning, 8 man + één gewonde werden allen in krijgsgevangenschap gevoerd. Heel mooi is echter dat de commander van deze bommenwerper na de bevrijding veel later zelfs, namelijk in 1997 terug is geweest op de plaats waar hij in “44 met zijn vliegtuig was gestrand.
Een nieuw wapen:
Ondertussen werd de oorlog steeds grimmiger, de Duitsers hadden een nieuw wapen in de strijd gebracht, ze noemden dat de V1. Dat was een echt angstaanjagend wapen. Wij noemden het: een vliegende bom, en dat was het in feite ook, het leek op een jachtvliegtuig en het had korte vleugels.
Aan de achterkant van de bom zag je vooral ‘s avonds als het donker werd een grote steekvlam die kwam uit de aandrijvende motor. Het ding maakte veel lawaai, je kon hem in de verte horen aankomen hij maakte het volgende lawaai: ddddddrrrrrrrrooo, als dat lawaai uitviel dan stopte het gevaarte en stortte vrij vlug daarna ergens neer, dan moest je maar hopen dat hij niet al te dicht bij je neer kwam want de vernieling die het ding aanbracht was verschrikkelijk.
In de verre omgeving viel er regelmatig wel een neer. In Waalwijk bij voorbeeld viel er een in het centrum van het dorp, de vernieling was enorm, ongeveer vijftien huizen waren met de grond gelijk gemaakt en er was een groot aantal doden en gewonden... In Kaatsheuvel viel er een op het z.g. missiehuis dat was een soort klooster waar nonnen zaten die ook veel patiënten verzorgden, in Drunen was er ook een in het centrum van het dorp terecht gekomen en ook daar veroorzaakte hij een grote puinhoop ook hier was de ravage enorm, en ook een groot aantal doden en gewonden.
De schrik voor deze monsters zat er bij de mensen dan ook heel goed in.
Aan de techniek van deze bommen mankeerde ook nog het één en het ander.
Met name de besturing liet veel te wensen over, vaak gebeurde het dat zij het juiste doel niet konden bereiken. Het gebeurde vele malen dat zo’n V1 die voor Londen bestemd was, om onverklaarbare oorzaken plotseling van koers veranderde en zelfs gewoon omkeerde en terugvloog richting naar waar hij van daan kwam. Maar dat liep meestal verkeerd af want dan hield de motor van zo’n apparaat plotseling op en stortte het ding onwillekeurig ergens neer.
Dat werd de schrik van die dagen. Soms gebeurde het ook dat er van de geallieerden een Spitfire (Jachtvliegtuig) in de lucht was en zo’n V1 ontdekte.
P a g i n a 20
Dat was kennelijk een soort sport voor die piloten om daar dan achteraan te gaan en zo’n ding uit de lucht te schieten, soms lukte dat wel maar vaak ook niet omdat de V1 een veel hogere snelheid had dan een Spitfire. Verschillende keren hebben we gezien dat dit echter wel lukte, en dat was mooi om vanaf de grond te zien. Als een jager de V1 op tijd zag aan komen dan steeg hij zo vlug mogelijk boven de V1 uit zodat hij er in duikvlucht op kon gaan schieten. Je wist dan echter niet waar dat apparaat neer zou komen, maar waar hij viel, daar richtte hij een enorme ravage aan, als hij op een huis viel bleef er niets van over dan een diepe kuil vol puin. De explosieve kracht was enorm.
Het werd dus boven onze hoofden in de lucht met de dag drukker, zowel de V1 alsook de geallieerde bommenwerpers kwamen dagelijks in grotere aantallen over ons heen.
Een andere ontwikkeling:
Een andere ontwikkeling was dat de Duitsers in de rivierdijken van de rivier de Bergse Maas een aantal stellingen hadden gebouwd met daarin allerlei soorten en maten van lucht afweergeschut, waarmede zij trachtten om overvliegende bommenwerpers uit de lucht te schieten. Deze stellingen hadden zij gebouwd juist bij de Keizersveerse brug, bij het pontveer van Sprang Capelle, bij het pontveer van Drongelen, en bij het pontveer van Herpt.
Dat was precies de vliegrichting voor de bommenwerpers die naar het Ruhrgebied vlogen, om daar de oorlogsindustrie van de Duitsers uit te schakelen, en natuurlijk ook allerlei andere doelen in Duitsland. In elk geval boven onze hoofden was het een drukke vliegroute. De vlieghoogte van de vliegtuigen was meestal naar schatting 1500 tot 2500 meter.
Deze bommenwerpers vlogen meestal in formaties van 30 tot wel 50 of zelfs wel 60 toestellen bij elkaar. Dat gaf een gedreun van jewelste, je hoorde ze al in de verte aankomen. En regelmatig viel er wel hier of daar een vliegtuig ten prooi aan de beschietingen vanaf de grond of soms ook wel van Duitse Jachtvliegtuigen die vanaf Gilze Rijen ook nog opstegen zolang zij dat nog konden.
Om de grote formaties bommenwerpers te beschermen vlogen er ook altijd een aantal jagers als begeleiding met hun mee. Maar de geallieerden hadden ook een ander systeem uitgevonden. De grote konvooien bommenwerpers vlogen veelal ‘s avond s laat of in de voornacht over ons heen. Om nu de vliegroute veilig te maken gingen de jachtvliegtuigen meestal ‘s middags om ongeveer 4 uur de vliegroute schoonmaken. Alle stellingen die de Duitsers aan de voornoemde veren hadden opgesteld kregen hun beurt. Zij vlogen dan vaak heel erg laag om daardoor onbereikbaar te blijven voor het afweergeschut, en zij vielen al deze stellingen van de Duitsers één voor één aan, waarbij er aan Duitse zijde vaak slachtoffers vielen en ook veel afweergeschut daadwerkelijk uitgeschakeld werd.
P a g i n a 21
Door deze handelingen hebben de geallieerden zeker veel van hun bommenwerpers behouden in de strijd, die anders zeker ten prooi waren gevallen aan de Duitsers.
Maar voor ons als landbouwers hadden deze acties van de jachtvliegtuigen veel gevolgen. Mijn vader had namelijk nogal wat bouwland dat tegen de Bergse Maas aan lag. Zo doende konden wij bijna dagelijks van deze oorlogs-handelingen getuigen zijn. Als de Duitsers op de jagers begonnen te schieten die over ons heen vlogen dan gebeurde het niet zelden dat de scherven van het afweergeschut ons om de oren vlogen, soms gingen wij plat op de grond liggen om niet geraakt te worden. Ook de jagers konden gemeen fel schieten met zware boord mitrailleurs, zij kwamen dan van uit zuidelijke richting over het polderland heen heel laag over ons heen gevlogen. Zij vlogen dan zo laag omdat zij dan niet bereikbaar waren voor het afweergeschut van de Duitsers, die konden namelijk niet omlaag schieten, maar alleen omhoog. Vaak ook strooiden zij hun brisantbommen uit, die ook niet altijd op de juiste plaats terecht kwamen. Wij leefden soms midden in het oorlogsvuur, maar werden ook wonderbaar gespaard. Dat moge blijken uit het nu volgende voorval:
Ons leven gespaard!
Op Dinsdag 24 Oktober waren mijn neef en ik ieder met een kar en paard, naar de polder gereden die tegen de Maas aanlag, om daar ieder een vracht bieten op te halen. Mijn neef had Tommy en ik had Voske voor de kar staan,
In verband met het gevaar uit de lucht hadden wij onze vracht afgedekt
(gecamoufleerd) met bieten blad, waardoor wij dachten beter beveiligd te zijn tegen de jagers in de lucht
Rustig reden wij beiden achter elkaar aan huiswaarts. Maar in die morgen waren er al veel aanvallen van de jagers uitgevoerd op de munitiedepots van de Duitsers in de Drunense Duinen, regelmatig zag de lucht zwart van de rook die daaruit opsteeg, en telkens kwamen er nieuwe jagers opduiken, kort gezegd het was erg onrustig in de lucht die morgen. Aanvankelijk was het weer die morgen nogal wat nevelig, maar om 11uur werd het mooi helder en zonnig weer. Wij vonden het prachtig om te zien hoe die jagers in duikvlucht op hun doelen afgingen, en hoe er telkens explosies waren die wij konden horen, het leek wel of ze de hele Duitse voorraden in puin schoten...
Omstreeks 12.00 uur waren wij op de weg die nu “Wendelnesseweg Oost” heet.
Die weg loopt vanaf de Hoofdstraat in Capelle naar de vroegere spoorlijn, nu
(het halve-zolenpad genaamd). Toentertijd heette die weg: De Vaartkant, dat kwam omdat naast de weg een waterloop liep die begon in de haven van ’s Grevelduin-Capelle, en die door middel van een sluis tijdens hoog water, water kon binnen laten, al naar gelang de behoefte daarvoor was voor de groente kwekers die aan deze weg hun tuinderijen hadden. Ik reed voorop en mijn neef
P a g i n a 22
reed vlak achter mij aan, ik zat mooi boven op de lading van het mooie weer te genieten, en opeens zag ik twee jagers in de lucht aankomen, zij vlogen ten oosten van ons naar het noorden, ik zag ze een grote bocht maken en plotseling zetten zij koers naar ons toe, en gingen in duikvlucht recht op ons af, ik zag dat er rook uit hun geschut kwam… en ik riep meteen naar mijn neef
…. Springen… dat deed hij op slag, hij sprong boven van de kar af in een daarnaast gelegen sloot links van de weg, zelf sprong ik meteen op de rug van Voske, zodat ik schuil zat achter de lading. Dat was meteen ook ons beider redding, want direct daarop viel er een zwaar mitrailleurvuur over onze hoofden heen, met tegelijkertijd twee brisantbommen, die precies naast onze karren in de sloot vielen aan de rechterkant van de weg. Het was een hels kabaal …. De jagers raasden beiden al schietend… rakelings over onze hoofden heen en heel kort achter elkaar… daarbij de enorme knallen van de explosie van de twee bommen die zij hadden gegooid… ik dacht dat mijn oren van mijn hoofd gerukt werden ,de ravage was enorm, het bietenblad en de modder uit de sloot vloog over ons heen op de paarden alles was in één keer een ongelofelijke vieze troep terwijl horen en zien ons verging, Voske wou van schrik gaan hollen, maar ik had de tegenwoordigheid van geest om hem zo snel mogelijk met de toom weer in bedwang te krijgen, en dat was maar goed ook want ongeveer honderd meter verderop kwam plotseling een man vanaf zijn tuinderij de weg opgelopen die heftig met zijn armen in de lucht zwaaide en al heel vlug in elkaar zakte en tegen de grond viel, niet ver van mijn kar vandaan.
Ik moest zien dat ik niet ook nog eens over hem heen zou rijden.
Toen ik langs hem heen reed zag ik dat hij een heel grote wond in zijn hals had, een slagaderlijke bloeding. Door een zeer accuraat en snel optreden van een mevrouw die daar vlakbij woonde, is toch nog op een wonderbare wijze de man zijn leven gespaard gebleven. Nimmer ben ik dat gezicht vergeten.
Achteraf bleek dat het een zware aanval van die twee jagers is geweest, immers over een afstand van ongeveer achthonderd meter hadden zij veel vernield.
Wij bleken het einde van hun doel te zijn geweest, maar aan het begin daarvan, hadden zij ook twee bommen gegooid en veel mitrailleurvuur gegeven. Op die plaats, de Rattenhoek genaamd, stond er namelijk een melkboer met zijn melkkar en daaromheen stonden een aantal klanten, daarvan bleken twee mensen bij de aanval te zijn overleden, en daar waren ook een aantal gewonden bij gevallen.
Hoewel wij erg verschrokken waren beseften wij op dat moment toch niet echt aan welk een groot gevaar wij waren ontkomen, dat kwam pas later. Eerst kwam mijn vader ons tegemoet, op de fiets en in zijn overhemd hij had thuis de vliegtuigen zien duiken en dacht meteen dat is op de jongens gericht, zo had hij dat ingeschat, en dat was dus heel juist. Hij was erg ontdaan toen hij de modder op de paarden zag, en dat wij zelf niets… maar dan ook helemaal niets hadden,
P a g i n a 23
hoe was het mogelijk ??, en dat terwijl drie andere mensen dodelijk getroffen waren. Toen kwam ook wel een emotie los maar toch ook nog niet helemaal.
Aan het einde van deze onvergetelijke dag, waren de berichten over deze gebeurtenis het hele dorp door gegaan, zoals dat gebruikelijk was, toen hoorden wij ook dat er twee mensen gestorven waren en dat die ene man met zijn slagaderlijke bloeding toch nog net in leven was gebleven.
Toen mijn vader bij het avondeten ging danken voor de wonderbare bewaring van ons leven, begon er bij mij pas de echte emotie te ontstaan. In het verdere van die avond ontdekte ik dat dit de tweede keer was in goed een half jaar, dat de Here God, mij op een heel indringende wijze in aanraking had gebracht met de mogelijkheid van plotseling te kunnen sterven. Dat was eerst met ons VOSKE, dat God op mijn gebed het leven had gespaard, en nu was het nog ingrijpender, nu betrof het mijn eigen leven, en dat van mijn neef en van de beide paarden totaal onverwacht en ongedacht zo kort bij de dood langs gegaan en toch helemaal niets mankeren, het gaf mij veel te denken.
Zo is de Here God bewust in mijn nog jonge leven gekomen.
Als ik later op die plaats langs kwam hoorde ik nog telkens die twee jagers over onze hoofden heen scheren, al schietend en bommen gooiend.
Als ik nu na 59 jaar daar kom weet ik nog precies de plaats waar die bommen in de sloot terecht kwamen.
Toenemende gevaren:
Ondertussen verstreek de tijd en de spanningen van oorlogsdreiging namen ook hand over hand toe in die dagen. Er kwamen steeds meer Duitse soldaten in ons dorp, overal werden zij in gekwartierd en ze speelden overal de baas over huis en goed van de bevolking. Het was een gevaarlijke troep geworden, de geallieerden drongen steeds verderop uit het zuiden, vanuit Antwerpen rukten zij op, richting Breda, en van uit Limburg rukten zij op naar Eindhoven en al gauw richting Tilburg. En hoe korter de geallieerden bij kwamen hoe gevaarlijker de Duitsers werden, het werd één grote puinhoop.
In onze omgeving kwamen de Duitsers aan met paarden en wagens, uit het jaar nul. Het waren meestal vierwielige wagens met harde wielen, geen luchtbanden maar echt ouderwetse harde wielen met een ijzeren beslag op de wielen. Wij hadden zulke karren nog nooit gezien, ze hadden twee paarden voor een kar en in de bak van die karren hadden zij hun munitie en hun mitrailleurs en wat dekens ect. ect. karabijnen, en verder wat hooi voor de paarden.
Zo ging men door ons land om de FÜHRER nog te verdedigen in deze laatste fase van de Krieg, het eens zo trotse leger, een aanfluiting was het om te zien, maar iedereen lachte er om, tenminste in het vuistje, want openlijk kon men dat niet wagen. Wie zich met een goede fiets op straat durfde te wagen kon erop
P a g i n a 24
rekenen dat hij z’n fiets verspeelde, de Duitsers namen alles in beslag wat los en vast was.
Overal in de omgeving stalen zij koeien uit het weiland om die te slachten voor het leger. Soms met wel 15 tot 20 stuks tegelijk en niemand kon er iets tegen doen, het was ongehoord zo’n roversbende als dat geworden was! De boeren hielden hun hart vast, wat moest dat nu worden? En zij probeerden zoveel mogelijk hun koeien zo kort mogelijk bij huis te houden.
Het was inmiddels 17 oktober geworden en wij hadden net al een paar dagen inkwartiering gekregen van vier Duitse soldaten. Zij hadden de koeienstal ingericht als slaapplaats, op de grond hadden ze hun strozakken neergelegd en dat was hun sponde. Sommigen van hen probeerden wel om aardig te zijn voor ons, maar wijzelf hadden weinig behoefte om vriendelijk te zijn voor deze mannen. Overdag liepen zij wat heen en weer over ons erf, en sommigen vertrokken ergens heen, maar één was erbij en die was schoenmaker in het leger.
Hij had nog leer in voorraad en hij nam mijn schoenen en legde daar een nieuwe zool onder, dat was natuurlijk wel iets om het ijs te laten dooien, verder vroeg hij aan mijn moeder of hij nog meer schoenen voor het gezin mocht repareren, en dat gebeurde dus ook nog. Al gauw was mijn moeder zo ver dat zij voor de soldaten koffie ging zetten, het waren zei ze, toch ook jongens die tegen hun zin ver van huis in een vijandelijk omgeving en in levensgevaar verkeerden. Daar kon je als christen toch ook niet aan voorbijgaan, en zo werd de sfeer nog goed ook.
Maar de soldaten in dit leger wisten niet zo goed meer wat christelijk is en wat niet. Zij hadden namelijk hun veldkeuken ingericht in de boomgaard van mensen die drie huizen bij ons vandaan woonden, en die om hun huis heen een kleine boomgaard hadden. Op dinsdag 24 oktober ‘s middags om twee uur kwamen er een paar soldaten in die boomgaard aanstappen met een beste koe, die zij bij iemand gewoon uit de wei hadden meegenomen, en zij schoten dat beest onverhoeds morsdood. De eigenaar van dat huis (hij was gemeente-secretaris en had zoiets nog nooit gezien), was er wel drie dagen ziek van.
Maar de soldaten vierden vrolijk feest met de koe en zij slachtten haar in de boomgaard, ze verdeelden het vlees onder al hun afdelingen en kookten soep en braadden vlees dat de lucht er vol van was.
Voor ons als kinderen was dit de sensatie van ons leven, wij wisten niet wat ons overkwam, en we liepen er steeds omheen te gluren wat er toch eigenlijk wel allemaal gebeurde. Als we een beetje te dichtbij kwamen kregen we een grote bek van die lui, en dan wilden wij ons wel terug trekken.
Het gestolen paard:
Nu hadden wij ook nog een zogenaamd karhok naast de boerderij staan, daar werden de karren en wat gereedschappen altijd in opgeborgen.
P a g i n a 25
Maar op Donderdag 26 oktober kwam de Feldwebel en die zei tegen mijn vader dat hij dat karhok vorderde en dat mijn vader alles wat daarin stond maar buiten op het erf moest plaatsen. Mijn vader sputterde nog wat tegen maar toen kwam de ware aard snel boven water: “wenn sie dasz nicht gerne selbst machen zei hij, dann sollen wir dasz machen und schnell!”
Binnen één uur stonden er vier flinke paarden in dat hok, en ook hun paardentuig met nog wat munitie en karabijnen. Tot onze grote verbazing was één van die paarden diezelfde middag gestolen van een boer waarmede wij goed bevriend waren, de soldaten hadden het beest zomaar gepakt en meegenomen uit een weiland in de buurt. Dat was ook een spektakel van belang want zo’n best paard was in die tijd veel geld waard, en wij wisten van wie het eigendom was. Gelukkig kwam de wettige eigenaar er al gauw achter dat zijn paard bij ons in het karhok stond maar wel onder bewaking van de soldaten.
De volgende morgen kwam hij naar ons toe en hij probeerde met de Feldwebel een gesprek aan te gaan over zijn paard, hij kon dat niet missen voor het werk op de boerderij en heel veel vijven en zessen probeerde hij aan te dragen, maar de feldwebel was onverbiddelijk, hij zei ik heb dat paard nodig voor die Krieg, en nu snel wegwezen anders … en toen nam hij een karabijn in zijn handen.
Zo nou die boer koos inderdaad snel eieren voor zijn geld, en liep al morrend en zuchtend het erf af. Hij was zijn beste paard mooi kwijt aan die gehate Duitsers.
Een terugtrekkend leger:
Het meest gevaarlijke moment kwam pas toen die soldaten diezelfde middag order kregen om in te pakken en weg te gaan, zich terug te trekken naar veiliger plekken. Een oom van mij die daar net bij was toen zij hun paarden wilden aanspannen, wilde die Duitsers wel even helpen om maar snel van ze af te zijn, hij zou wel even een paard helpen aan te tuigen, maar dat schoot bij die moffen heel erg in het verkeerde keelgat, één van hen nam razendsnel zijn karabijn, richtte dat op mijn oom, en hij schreeuwde mijn oom toe: “wollen sie kaput?”
Mijn oom verstijfde van schrik… Het scheelde maar een haar of die mof, (één van hen die aan moeders koffie had gezeten), had hem doodgeschoten.
Het bleek dat hij meende dat mijn oom dat paard wou terugpakken dat zij pas gestolen hadden, …ja ja, het zal je maar gebeuren.
Voor mijn ogen speelde dat spektakel zich af, ik zie het nog voor mij.
Maar het zou nog erger worden, de bevrijding kwam naderbij, en daarmee ook de stuiptrekkingen van een terugtrekkend leger.
Dat bleek diezelfde middag al. Er loopt namelijk een afwateringskanaal vanaf de oude Maas via de Labbegatsedijk dwars door de weilanden tot aan Raamsdonksveer toe, en overal waar dat kanaal de wegen doorkruist liggen er bruggen overheen. Aan de Hogevaart was zo’n brug en ook aan de al eerder genoemde Vaartkant is er een. Welnu diezelfde middag brachten de soldaten explosieven aan bij deze bruggen met het doel ze op te blazen. Maar als dat gebeuren zou dan kon men met koeien en elk ander verkeer niet meer van uit de
P a g i n a 26
polder die Noordelijk lag van het dorp naar huis komen want thuis lag ten zuiden van deze bruggen, het hele dorp zou uit elkaar gerukt zijn, de doorgang verbroken, en dat was wat die terugtrekkende Duitsers graag wilden, om zodoende de opmars van de geallieerden te vertragen.
In de polder liepen echter onze koeien en ook van vele andere boeren, dat was echt een probleem, die koeien moesten natuurlijk wel gemolken worden en de melk moest mee naar huis, maar als men met deze dieren op straat durfde komen dan konden de Duitsers ze wel afpakken, en dan was men boer af, bovendien ze moesten die avond ook gemolken worden. Goede raad was duur. Mijn vader liep de hele zaterdag maar te ijsberen, van wat moet ik nu? Veel andere boeren waren al met hun beesten op weg gegaan om ze maar dichter bij huis te krijgen, en overal zag je koppels met koeien op de wegen, het werd één grote chaos en ontreddering. Tenslotte werd besloten om zondag morgen maar vroeg de koeien te gaan halen en ze dan thuis pas te melken.
Zo gingen wij zondagmorgen al om vijf uur op pad, vanaf het Labbegat door de koesteeg, die toen nog zandpad met karresporen was, zo naar de Zuidhollandsedijk en eindelijk na ongeveer een uur stouwen van die dieren kwamen we er dus zonder ongelukken thuis mee aan. Dat was een ware opluchting. En inderdaad hebben de Duitsers ‘s zondagsmiddags het bruggetje aan de Vaartkant opgeblazen.
Het was nu 29 oktober, en overal in de verte hoorden wij kanongebulder, het was een erg onrustige middag, niemand wist meer wat hij nog doen zou.
Omstreeks 14.00 uur kregen wij een invasie van nieuwe Duitsers, nu was het een compagnie met kanonnen. Wij hadden naast ons huis een beetje schuin er achter een paar grote graan schelften staan. Precies achter die schelften plaatsten deze soldaten hun kanonnen. Zij waren totaal van slag, ze hadden veel alcohol bij zich en zij zopen aan één stuk door, ze waren op het laatst ladderzat, en zeer onverschillig, mijn vader werd echt bang van ze, hij stuurde ons naar binnen.
Als ze toch durven te gaan schieten met hun kanonnen, dan worden ze door de geallieerden meteen van de kaart geveegd zei mijn vader.
Dat dit goed ingeschat was bleek al heel gauw, want op de hoek van de Nieuwe Vaart en de Hoge Akkerweg, hadden zij ook een kanon geplaatst en daarmede schoten zij wel op de geallieerden die al in Loon op Zand waren.
Vijf minuten daarna kwam er een zwaar schot van de geallieerden uit Loon op Zand en de zware granaat daarvan viel precies midden in de stelling van de Duitsers met hun kanon, alles was weggevaagd, kanon manschappen … alles.
Naar men later vertelde moet het een verschrikkelijke aanblik zijn geweest.
Ondertussen kwamen de soldaten van de geallieerde steeds korter bij, er werd heftig gevochten, die Duitsers wilden zich maar niet overgeven zij boden weerstand tot de laatste man toe. Zo waren er omstreeks 5 uur in de middag een aantal geallieerden aangekomen in de Capelse Dreef, die uitkwam op de Hoge Zandschel, en daar hadden de Duitse soldaten zich ingegraven in de huizen van
P a g i n a 27
de bewoners aldaar, die mensen waren inmiddels gevlucht, en nu zaten die Duitsers in die huizen. Daar braken de gevechten los van man tegen man, van kamer naar kamer. De afstand van daar naar ons huis was hemelsbreed slechts één kilometer, het lawaai en het gekrijs van soldaten klonk helemaal door tot ons aan toe, het schieten en tekeergaan het was angstaanjagend.
Later hoorden wij dat de soldaten elkaar met messen zwaarden hadden bevochten, ze sloegen met de zwaarden de deuren kapot en zo kwamen zij dan in de volgende kamer, en zo werd het een waar slagveld, met vele doden en gewonden. Een vreselijk gebeuren! De hele omgeving was bezaaid met lijken.
Toen het donker was geworden hield het op, de Duitsers waren verslagen of gesneuveld, het was een verschrikking. Het oorlogsgeweld was over en het was stil geworden, maar wij wisten nog niet waar wij aan toe waren. Laat in de avond zijn wij naar bed gegaan en hadden voor zover ik weet allemaal goed geslapen. De volgende morgen moest er weer gemolken worden, de koeien liepen nu achter het huis in de wei, toen we even bezig waren met melken kwam er opeens een patrouille van acht Duitsers aanlopen, met de karabijn op de rug.
Niet kijken riep mijn vader zachtjes naar mij toe en ook niets zeggen. Ze liepen heel gewoon alsof er niets aan de hand was het weiland uit de straat op en ik weet niet waar zij uiteindelijk terecht zijn gekomen.
Voor ons was het gevaar alweer geweken, en er lag een heel nieuw tijdperk voor ons, maar dat wisten we toen nog niet.
Tegen tien uur s’morgens ging iedereen de omgeving verkennen, en jawel hoor: …daar zagen wij de eerste geallieerde soldaten, het bleken Schotten te zijn die ons bevrijd hadden. Dat was een hele gewaarwording, want niemand van ons kon Engels spreken of verstaan, het waren allemaal heel vriendelijke gebaren en lachende gezichten, en de Schotten deelden al gauw echte Engels sigaretten, en chocoladerepen uit. Het werd meteen een kostelijk feest, niemand werkte er nog op die dag iedereen keek zijn ogen uit naar al het nieuwe.
De uniformen van die soldaten, dat was heel wat anders dan die grauwe uniformen waar we nu alweer vijf jaar tegenaan hadden moeten kijken.
En dan de legerauto’s van die soldaten en de kleine snelle tanks waarmee zij reden, Carriérs noemden zij die, en vooral niet te vergeten de Jeeps, voor ons een totaal onbekend voertuig, maar voor ons als kinderen verbazend boeiend, en het werd al helemaal prachtig toen we een ritje mochten meerijden met de Jeep. Het leven moest weer genormaliseerd worden, maar dat ging wel een beetje stroef, iedereen bleef maar in gedachten bezig met het vreemde dat we nu hadden en dat we ons van tevoren kennelijk niet hadden kunnen indenken.
Geen Duitsers meer, geen dreigementen, en de onderduikers konden weer vrij gaan en staan waar zij maar wilden. Alles mocht weer verhandeld worden, het was zo nieuw…het was echt wennen. Van schoolgaan was al helemaal geen sprake! De school lag ver buiten de belangstelling, bovendien hadden de Schotten onze school ingericht als hoofdkwartier, en de achterste lokalen als
P a g i n a 28
militair tehuis. De soldaten werden her en der ingekwartierd, kortom het hele maatschappelijke leven moest in alle geledingen opnieuw beginnen.
Hoe dat allemaal bestuurd moest worden dat was mijn zorg niet daarvoor was ik natuurlijk ook nog veel te jong.
Zo begon de maand November, alles moest weer zijn eigen weg vinden, en iedereen had daar de nodige moeite mee.
Ook in het land van Heusden en Altena gebeurden er heel veel dingen, daar trokken zich heel veel Duitsers samen die door de geallieerde bij ons verjaagd waren, nu nestelden zij zich met massa’s in die omgeving. Dat bracht voor de bevolking daar ook veel moeite en gevaar met zich mee.
Weer een wonderlijke bewaring :
Zo gebeurde het op een zondagmiddag dat de jongere broer van de inmiddels gefusilleerde Marius Nederveen, namelijk Wout Nederveen met een Joods meisje van ongeveer 20 jaar op weg was naar een vergadering van de kerkelijke jeugd. Alie was haar voornaam en ze had een zo onmiskenbaar Joodse uitstraling dat was onvoorstelbaar, maar juist daarom zo gevaarlijk. Ze liepen samen op een smal grindweggetje en kwamen plotseling een Duitse patrouille tegen, die bestond uit vier soldaten met het geweer op de rug.
Het verbergen van Joden was door de Duitsers strafbaar gesteld met de doodstraf; dus wie het durfde te wagen om een Jood te verbergen werd als hij betrapt werd onmiddellijk in hechtenis genomen en meestal inderdaad gedood.
Nu is ook mijn laatste uur geslagen dacht Wout, en tegelijk had hij het beeld van zijn nog rouwende moeder voor ogen, ontwijken was niet meer mogelijk!
Uit zijn benarde ziel klonk de bede omhoog; O. Here God redt ons uit de hand van deze vijanden, gedenk aan ons leven, en denk ook aan mijn ouders die al zo’n groot verlies hebben geleden. Tegelijkertijd zei hij tegen Alie: “gewoon recht voor je uitkijken, doorlopen, en niks zeggen” Op het moment dat zij bijna bij de soldaten aankwamen begonnen er in de wei naast de weg waar ze over liepen plotseling drie zeugen die daar in de wei liepen heftig met elkaar te vechten, zij schreeuwden als een mager varken! Dit gaf een heel grote hilariteit onder de soldaten, en zij keken met veel plezier naar die varkens en ze probeerden ze nog wat op te jagen. Ondertussen liepen Wout en Alie onopgemerkt, rustig langs hen heen. Het wonder was gebeurd… God had het gebed verhoord en hun beider leven bewaard, Hij leidde hen tussen de vijanden door veilig naar hun plaats. Voor Wout is deze gebeurtenis altijd van betekenis gebleven in het verdere van zijn leven. Ik kan er niet aan denken zei hij na de bevrijding als mijn moeder in die korte tijd na Marius, op die manier haar tweede zoon had moeten verliezen.
P a g i n a 29
Toch zou ook dàt nog gaan gebeuren.
Voor mijn vader was het ook aanpassen. Het werk op het land in de polder dat immers aan de Maas lag, daar was geen denken aan, daar mochten wij niet meer komen omdat de Duitsers zich hadden teruggetrokken over de Maas en van daaruit telkens beschietingen uitvoerden. De helft van de bieten bleef in het land, dat was een behoorlijke schadepost, maar daarover heb ik mijn vader nooit gehoord. Het feit dat niemand van ons gewond of gedood waren was reden genoeg voor dankbaarheid.
Langzamerhand begon alles toch weer te normaliseren voor zover dat mogelijk was. De kleine brug over het afwateringskanaal werd door de soldaten vervangen door een zogenaamde Bailey-brug, die hadden de soldaten bij zich, om waar nodig zulke bruggen te slaan om zodoende niet door kapotte bruggen te worden opgehouden in hun opmarsen.
In de lucht bleef het echter nog steeds erg druk, elke dag kwamen er drommen van bommenwerpers over die naar Duitsland vlogen, en s’ nachts gingen zij weer terug. Aan de Noordzijde van de Maas hadden de Duitsers nog steeds hun luchtafweergeschut in stellingen gebracht, en dat gaf zo nu en dan wel weer spektakel, vooral als die geallieerde jagers eroverheen vlogen om ze uit te schakelen, dan had je vuurwerk gratis.
Op een mooie en heldere nacht ongeveer half november, met volle maan was het weer eens raak. Aan de Vaartkant had je wel over een afstand van ongeveer 800 meter de tuinderijen liggen die allemaal groenten teelden onder plat glas.
In die nacht met een heldere maneschijn leek dat natuurlijk op een waterplas, en wat gebeurde er?? Midden in de nacht hoorden wij plotseling een oorverdovend lawaai, een donderend geluid, ons hele huis stond ervan te schudden.
Wat was het geval? De bemanning van een bommenwerper met motorstoring had waarschijnlijk het platte glas van de tuinders voor een meer aangezien, en zijn hele bommenlast afgeworpen op dat platte glas, zo probeerde hij de terugreis naar Engeland nog te maken, er waren wel 10 grote bomkraters verspreid over een afstand van zowat 600 meter.
De schade voor de tuinders was erg groot al hun glas aan diggelen, de kassen kapot en in de grond ontzettend grote gaten. Het was een zeer treurige aanblik voor deze mensen. Men moest al zijn moed bijeenhalen om weer opnieuw te beginnen.
En weer bleef ons leven gespaard, die bommen vielen ook maar hemelsbreed 800 meter bij ons huis vandaan, ook dit had heel anders kunnen verlopen.
De schrik zat er evenwel goed in bij de mensen, als zij een vliegtuig zagen dat niet normaal meer vloog, kon hij ook zomaar ergens neerstorten, hetgeen ook verschillende malen gebeurde. Ook de nog altijd voortdurende dreiging van de vliegende bommen was een dagelijks terugkerende angst.
P a g i n a 30
Bakkersknechtje:
Zo kwamen we in het eind van de maand november. Op een morgen kwam onze bakker: dhr. Van Andel met een zorgelijk gezicht bij ons en hij vertelde dat in die nacht zijn paard was doodgegaan waarmee hij de bakkers kar altijd reed. Nu zat hij in de problemen want een ander paard kopen dat zat er toen helemaal niet in.
En dus vroeg hij aan mijn vader of ik niet met ons VOSKE de bakkerskar kon gaan rijden totdat er een andere oplossing voor zou zijn gevonden, ik kon dan tevens ook het brood mee bezorgen bij de klanten en zo kon ik dan ook nog wat verdienen. Men moest elkaar in die tijd ook altijd willen helpen als dat kon, en zo gebeurde het dat ik bakkersknechtje werd. Elke morgen om zeven uur ging ik er met VOSKE op uit om de tour te rijden, meestal waren we dan ‘s middags om ongeveer vijf uur weer terug. Maar het was wel een heel koude job, want het begon al vroeg te vriezen en te sneeuwen, en dan ‘s morgens zo vroeg de kou al ingaan was best even doorzetten. Maar ik vond het wel een hele ervaring, eigenlijk was ik zo trots als een pauw op zijn veren, dat ik dit belangrijke werk mocht doen, en ik kon het heel goed vinden met de baas, en ook met de klanten. Overal kreeg ik wel iets dat van mijn gading was, een snoepje of een stuk speelgoed of zoiets. Dikwijls had ik buit, en dat vond ik een bijzondere plezierige bijkomstigheid. Maar ook het kwaad sloeg toe moet ik achteraf zeggen. Er was in de tweede helft van november een grote bezetting met een Canadese Tankdivisie dat bestond uit het 52e regiment, zij droegen de mooie naam: CANADIAN GRENADIER GUARDS, zij hadden hele grote tanks, ook dat was iets waarvan wij ons van te voren geen voorstelling hadden kunnen maken. Zulke grote monsters met aan weerskanten voorin zware mitrailleurs, en ook in de koepel erboven op hadden zij verschillende zware mitrailleurs, en niet te vergeten de zware kanonnen, die schoten hele grote granaten af, de hele tank stond te schudden en te daveren als zij een granaat afschoten. Verschillende keren mocht ik een kijkje nemen in zo’n tank, nou dat was natuurlijk een geweldige ervaring. Vooraan had je de bestuurders plaatsen, de stoelen van hen konden een halve meter omhoog of omlaag gesteld worden, dat was daarvoor, dat zij als zij in een vuurgevecht terecht kwamen zij zich in de tank konden laten wegzakken, dan deden zijn het stalen luik boven hun hoofden dicht. Datzelfde systeem hadden ook de schutters die in de koepel van de tank zaten, ook zij konden naar believen erboven uit kijken of als zij er in weggezakt zaten door de kleine spiegels naar buiten kijken en zo hun doelen opzoeken. Voor de bestuurders was het vanzelf wel een beetje moeilijker om vanuit de diepe stand door een kleine spleet te moeten kijken met het rijden dan dat zij er bovenop konden gaan zitten, dan hadden zij veel beter uitzicht, maar ook veel meer risico in een gevecht. Bij de twee bestuurders van de tank zaten aan weerskanten bij elke mitrailleur grote banden met kogels voor de mitrailleurs, boven op de tank stond de koepel met daaraan vast het kanon, de koepel met kanon kon heel vlug in de rondte draaien. In de koepel waren drie zitplaatsen voor de bemanning de
P a g i n a 31
hele vloer daarvan was één groot magazijn met grote granaten die op hun kop in daarvoor uitgemeten gaten stonden, hoeveel granaten daarin konden weet ik niet, maar wel weet ik dat het een beangstigend gezicht was, zoveel van die gevaarlijke granaten onder je broek, het was een grote rijdende bom. Hoeveel van die tanks er precies waren weet ik niet maar je kwam ze wel elke dag tegen als je op straat kwam. Ze veroorzaakten een heel zwaar grommend en hard geluid als zij gingen rijden, horen en zien verging je als ze vlak bij je langs reden. Trouwens er was bijna geen verkeer meer op straat, alleen de verzorgende beroepen mochten op straat komen maar verder mocht je met geen voertuigen op de weg komen. Onderweg liepen er overal soldaten, en die wilden wel eens een gebakje kopen of een paar kadetjes, en steevast gaven ze mij dan wel wat Engelse sigaretten, zo leerde ik roken, …had ik dat maar nooit gedaan!
De bakkersvrouw werd mijn grootste verwennerij. Als wij tegen de avond thuiskwamen uit de kou dan had zij steevast zelfgemaakte advocaat in een mok, dat was altijd overheerlijk. De advocaat die zij maakte was onovertroffen, daar kon niemand tegenop, en zij vond het fijn dat ik daarvan zo kon genieten. Als je een mok advocaat op had was je weer helemaal op temperatuur, je werd er lekker warm van. Het gebeurde verschillende keren dat wij in granaatvuur van de Duitsers terecht kwamen met onze bakkerskar, en als wij daarover dan vertelde was zij altijd heel bewogen en dankbaar dat, zo zei ze dat dan; “dat de Here ons weer gespaard had op de onveilige wegen”, en dan vertroetelde zij ons op een reuze manier.
Nooit is zij meer uit mijn geheugen gewist, tot op haar hoge ouderdom, hield ik nog veel van haar, het was zogezegd een lief kind van God en dat wist ze gelukkig zelf ook heel goed, ook toen ze al ging dementeren.
Wat een zegen als je bij zulke mensen mocht werken, ook dat zal ik niet vergeten. Bovendien was zij een bijzonder vrolijk mens ze zag al heel gauw ergens de humor in, wat hebben we ook veel plezier gemaakt met elkaar, ondanks al die toestanden van oorlog en geweld.
Weer een zware beproeving:
Aan de overkant van de Maas ging het leven ook verder en met veel oorlogsgeweld, veel beschietingen van uit het zuiden, maar ook vanuit de lucht.
Bij Sleeuwijk was een groot pontveer over de Merwede naar Gorinchem, daarover moest al het verkeer dat vanuit het Zuiden richting Utrecht wilde gaan
Een andere weg over land was er toen nog niet. En de veerboot bij Sleeuwijk was de enige verbinding daarheen. Het was de vaarweg voor de schippers, maar die durfden ook lang niet meer te varen, want praktisch elke boot die de geallieerde piloten in zicht kregen werd door hen aangevallen.
In die situatie werd de bedroefde familie Nederveen nog weer ernstig getroffen.
De oudere broer van Marius, Adriaan genaamd werd ernstig ziek, hij bleek een buikvliesontsteking te hebben gekregen. Het was een boom van een kerel sterk
P a g i n a 32
en gezond nooit ziek geweest, hij was twee jaar ouder dan Marius, hij was 26 jaar oud. Maar nu ging het fout, heel hoge koorts, snor ziek. Ten einde raad werd besloten dat hij naar het ziekenhuis in Gorinchem gebracht moest worden.
Maar dat was niet zo eenvoudig, de tocht moest met een roeiboot gedaan worden omdat de veerboot niet meer mocht varen. En zo gebeurde het. Op een brancard gebonden in de roeiboot gezet en roeien over de zeer sterk stromende rivier de Merwede. Probeer je eens in te denken wat dat geweest moet zijn. Als men de aan overkant de aanlegsteiger wilde bereiken, dan moest men eerst in een bepaalde hoek schuin tegen de stroom in roeien anders dreef men wel een kilometer ver aan de aanlegsteiger voorbij. Dat was bijna bovenmenselijk zwaar werk. Pas als men vlakbij de aanlegsteiger kwam kon men zich daarop richten met de roeiboot. De afgelegde vaarweg was dus in werkelijkheid wel tweemaal zo lang als gewoon recht oversteken. Maar de mannen hebben het gedaan, om het leven van Adriaan zo mogelijk te redden. Ze zijn met hem in het ziekenhuis in Gorinchem aangekomen. Hij heeft nog geleefd tot de volgende morgen en is toen helaas … overleden.
De dag na zijn overlijden hebben dezelfde mannen hun overleden vriend weer opgehaald uit het ziekenhuis en hebben zij de tocht met de roeiboot en daarin het lichaam van Adriaan, dezelfde zeer zware tocht over de Merwede weer gemaakt, onvoorstelbaar…Toen zij aan de kant van Sleeuwijk waren aangekomen, hebben zij het lijk met een boerenwagen naar Almkerk gereden, en daar is Adriaan toen in alle stilte begraven, een rouwdienst kon niet worden gehouden, rouwbrieven kwamen er niet aan te pas, geen laatste eerbetoon aan een dierbare, aan de tweede geliefde zoon van een treurend ouderpaar.
Wat een onpeilbaar verdriet… Toen men het bericht van Marius dood had gekregen getuigden de beide ouders “Gods weg is in het Heiligdom”
Maar nu vier maanden later...
Men zou met Jeremia kunnen zeggen: Raakt het u niet, gij allen die voorbijgaat? …Aanschouwt en ziet, of er een smart is als de smart die mij werd aangedaan, waarmee de Heere mij in kommer dompelde. (Klaagliederen 1 : 12)
Op een onnavolgbare wijze hebben de ouders van deze jonge mannen hun verdriet verwerkt aan Gods genadetroon. Rustig, evenwichtig, nog altijd goed sprekend over de Heere hun God. Zo zijn ze samen oud geworden en gestorven, en daarmede hebben zij een voorbeeld nagelaten voor allen die hen gekend hebben, en natuurlijk ook voor ons die dit nu lezen!!
Denkend aan die mensen die nu reeds lang zijn aangekomen in de rust die er overblijft voor het volk van God in het hemelleven mogen wij kennen het Woord uit Openbaringen 7: 13 t/m 17
“En een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? En ik sprak
P a g i n a 33
tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij, die op de troon gezeten is, zal Zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen”
Maar oorlog en geweld gingen wel door, de Duitsers gingen steeds meer vliegende bommen afschieten, overal in de omgeving kwamen die nare dingen neer, en zij maakten erg veel slachtoffers en grote schade aan huizen en gebouwen. Bovendien werd het een zenuwen kwestie, er zaten soms wel drie of vier van die dingen in de lucht, en als de motor van zo’n ding ophield, dan wist je dat hij in de naaste omgeving zou neerstorten.
De tanks werden overgeplaatst naar een ander oorlogsterrein.
Daarvoor in de plaats kwam er nu een detachement met lichte tanks “Bren Carriers“ noemden ze die. Dat waren Polen die gingen ons toen verdedigen tegen de Duitsers.
Opnieuw mijn leven gespaard!
De bakkerskar was een vierwielige gesloten kar, aan de achterkant waren er twee klapdeurtjes in en aan allebei de zijkanten waren er aan de voorkant van de kar ook kleine deurtjes waarachter men de kleine dingen zoals kadetjes en krentenbollen etc., had liggen, dan had je een gesloten afscheiding van de laadruimte en de koetsiers bok. Boven de koetsiers bok was ook een doorgaande overkapping waardoor je als het regende toch droog kon zitten.
Met deze kar waren van Andel en ik op Vrijdag 22 december, s’ morgens al om zeven uur in Capelle bij de sluis. Het was nog flink donker en opeens zagen wij weer zo’n vliegende bom met een grote steekvlam aankomen vliegen vanuit de polder recht op ons af, plotseling begon hij te stoppen, en voordat we het wisten was er een enorme klap, de hele lucht was één grote vuurzee, het leek wel of de wereld verging, veel dakpannen en glas van de ruiten bij de mensen vlogen over de straat heen… VOSKE schrok ook zo hard dat hij wilde gaan hollen, maar ook nu hield ik hem stevig in de toom, bovendien hij kon niet eens hollen want van het glas en de dakpannen op de weg schoof hij telkens uit , hij kon nauwelijks overeind blijven. Wij zouden brood gaan halen in de toen nog enige broodfabriek in de omgeving die nog produceerde, die stond bijna naast de plaats waar de bom was neer gekomen, dat was het oude raadhuis van Capelle.
Van dit raadhuis was niets meer over dan één grote puinhoop.
De broodfabriek lag ook voor een groot deel aan diggelen, maar toch kregen wij ons brood, dat immers al klaarlag nog mee en konden wij die dag toch nog de klanten bedienen. Maar de chaos was geweldig om nooit te vergeten, de mensen
P a g i n a 34
waren allemaal flink over hun toeren, ook van Andel was behoorlijk aangeslagen, hoewel hij iemand was die niet zo gauw zijn evenwicht verloor.
Voor mij was het echter de tweede keer in slechts een paar maanden dat ik op het nippertje aan de dood ontsnapte, en dat op die nog zo jeugdige leeftijd.
Op het moment zelf besefte ik dat niet, want door de enorme explosie en het vuur erom heen kreeg je eigenlijk helemaal geen tijd om te schrikken, alles was al gebeurd voordat je het wist. De rook en de stank die daaromheen hingen waren zo verschrikkelijk, daar moest je eerst even van bijkomen.
Maar toen het eenmaal avond was geworden en ik weer thuis was en alles aan mijn ouders had verteld, toen kwam het wel degelijk bij mij boven, dat ik nu voor de derde keer maar net aan de dood ontsnapt was, ik besefte echter tegelijk ook wel dat mijn leven en dat van de baas en het paard op wonderlijk wijze bewaard was gebleven. Wat moest ik in mijn avondgebed zeggen?? Ik wist dat niet goed, ik kon alleen maar danken dat ik nog leefde, voor mij stond het echter wel vast dat de Heere God mij duidelijk bewaard had.
Wat ik helemaal niet wist, is dat er in het raadhuis zojuist een geheim bericht was ontvangen door een man van de illegaliteit, en die toen voor het leger werkte.
(Dick Flemming was zijn naam), hij had het bericht gekregen dat er in Heusden en Altena, van het Duitse leger een hele grote troepenconcentratie van meer dan 60 000 man zich samentrok, met het doel om de Maas over te steken en een aanval in te zetten op de bezettingstroepen die bij ons waren gelegerd. Dit was een onderdeel van het Ardennenoffensief dat de Duitsers wilden uitvoeren met het doel via de Langstraat en Breda de havens van Antwerpen in handen te krijgen. De hele bevoorrading van de geallieerde troepen gebeurde toen via de havens van Antwerpen. Dat was dus een alarmerend bericht. Maar Dick Flemming lag onder het puin van het raadhuis, en met grote moeite heeft men hem daar onderuit kunnen halen, hij gaf het gecodeerde bericht aan de man die hem had los gemaakt met het dringende verzoek, dit bericht zo snel mogelijk aan Kapitein André te brengen, en toen verloor hij het bewustzijn.
Later werd bekend dat kapitein André met dit bericht onverwijld naar Eindhoven is gereden om het aan de geallieerde generaal te overhandigen. Deze nam direct grote maatregelen die naar later is gebleken van levensbelang zijn geweest voor het zeer beruchte “Ardennenoffensief”
Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden.
(Johannnes 15: 13)
Dit speelde zich af in Sprang Capelle, maar aan de overkant van de Maas daar speelde zich tegelijkertijd ook een geweldig drama af. Het bericht was namelijk van uit Dussen verzonden met een geheime zender door de later zeer bekende Jan de Rooy.
P a g i n a 35
De Duitsers daar hadden hem gepeild, en zijn zender gevonden, maar Jan de Rooy was zelf op dat ogenblik niet aanwezig. Het gevolg was dat de Duitsers de mensen die in dat huis woonden man, vrouw en drie kinderen, als gijzelaar in hechtenis namen, met het dreigement dat als Jan de Rooy zichzelf niet voor 13-uur zou melden, zij de hele familie zouden fusilleren….. Zo ging dat in die tijd!
Tante An woonde toen vlak naast de boerderij waar het alles gebeurde. Omstreeks half twaalf zag zij Jan de Rooy aankomen op zijn fiets, hij ging zich melden als de schuldige. Wat moet er toen in haar gedachten zich hebben afgespeeld???
Jan de Rooy was nog maar 23 jaar oud toen dit gebeurde, wat een beslissing moet dat voor hem geweest zijn!!
De Duitsers lieten de familie direct vrij, maar Jan werd gearresteerd, en verhoord, en later afgevoerd naar Amsterdam. Volgens de gegevens daarover is hij in Amsterdam langdurig verhoord en gemarteld en tenslotte op 26 Januari gefusilleerd.
Zeer terecht heeft men na de bevrijding in Sprang Capelle een prachtig monument opgericht ter ere van Jan de Rooy.
Pas na de bevrijding is het duidelijk geworden hoe belangrijk het bericht van Jan de Rooy is geweest. Immers het was niemand minder dan de zeer beruchte generaal Von Rundstedt die op 17 december het Ardennenoffensief had ingezet.
De Pantsergrenadier – bataljons van de eerste Pantserdivisie kwamen met hun tanks vanuit het oosten naar het westen en begonnen hun dodelijke aanval
op de geallieerden. Duizenden soldaten rukten op naar de bossen van de Ardennen en de frontlijn kwam onder zwaar artillerievuur te liggen. Het offensief van generaal von Rundtstedt was begonnen.
Eén van de Pantsergrenadier – bataljons – dat wegens de meedogenloze nachtelijke aanval met vlammenwerpers op het Russische dorp “Pekartschina” de bij naam “het vlammenwerpers bataljon” had gekregen – stak de frontlijn over en stortte zich in het geallieerde gebied. De Pantserbrigade, die 2500 Russen had gedood en slechts drie Russen krijgsgevangen had gemaakt, rukte op, vastbesloten de geallieerden hard en snel te treffen.
De commandant van de Zesde Pantserdivisie, generaal Dietrich, had zijn troepen de boodschap meegegeven een vloedgolf van terreur te verspreiden, zonder menselijke beperkingen.’ Zijn bevel betekende ‘dood aan alle gevangenen’
‘Dietrich meende letterlijk wat hij bevolen had’.
De uit vierduizend man bestaande Kampfgruppe Peiper bracht tweeën zeventig middelzware tanks in het veld en een gelijk aantal tanks van het type Mark IV en Mark V, waarmede de brigade een gelijke slagkracht had als anderhalf bataljon Amerikaanse tanks. Met hun 20mm. machinegeweren en
P a g i n a 36
aanvalswapens rukte de brigade gedurende de nacht op en verwoeste alles wat op haar weg kwam.
De situatie aan het front werd met het uur slechter. De snelheid waarmede de aanval plaats vond, gaf de geallieerde niet of nauwelijks de tijd om te reageren.
Het 394ste Infanterieregiment van de Amerikanen leed zware verliezen aan manschappen en materiaal.
Het Ardennenoffensief bleek later een van de hevigste gevechten van de hele oorlog te zijn geweest. “Amerika verloor hier in zeventig duizend soldaten”
Dit is in ieder geval het aantal dat in Bastogne herdacht wordt.
Hitler moest zijn manschappen van het Russische front weghalen voor de benodigde reserves om het offensief door te zetten.
Het is verbazingwekkend dat hij kans zag honderd bevoorradingstreinen per dag naar het slagveld te krijgen, ook al werden zij door de geallieerde luchtmacht voortdurend bestookt. De fanatieke Duitsers hebben zelfs kans gezien om het Amerikaanse Eerste leger te scheiden van het Derde leger onder generaal Patton.
Ze hebben daarbij meer dan zevenhonderd Amerikaanse krijgsgevangenen geëxecuteerd!!
Als niet het sein van Jan de Rooy was opgevangen en de Duisters de kans hadden gekregen om de zestigduizend soldaten uit Heusden en Altena te laten oprukken naar Antwerpen dan zou het Ardennenoffensief wellicht door de Duitsers zijn gewonnen en hadden wij in onze hele omgeving dat soort bloedhonden over ons heen gekregen. Je moet er niet aan denken. Daarom nogmaals….
Het standbeeld voor Jan de Rooy is meer dan terecht!!…...
Voor tante An en de familie in Dussen was het ook een hoogst onzekere en gevaarlijke tijd, want op de dag na Kerstmis op 26 december kregen de mensen in Dussen te horen dat zij in verband met het oorlogsgevaar direct moesten evacueren naar Sleeuwijk en omgeving, dat was ‘s morgens om 9 uur, maar eer alle voorbereidingen voor zoiets klaar zijn, dat neemt ook tijd, immers men moest inpakken wat men voor direct levensonderhoud mee moest nemen aan kleding en voeding. Onderwijl men daarmee bezig was en bijna klaar, ontdekten zij dat opa Wijnands die 84 jaar oud was en op zijn stoel zat te wachten totdat alles geregeld zou zijn, ondertussen in stilte was overleden, hij zat dood op zijn stoel. Nu moest de familie onmiddellijk een begrafenis regelen nog voordat zij weg konden en dat moest ook nog op diezelfde middag gebeuren! En dat gebeurde ook in de tuin van hun woning.
Het is ook zo geregeld, en nadat men opa had begraven zijn zij ijlings gevlucht, naar Sleeuwijk. Hoe komt een mens erdoorheen kan men zich afvragen.
Pas na de bevrijding in juli 1945 heeft men opa Wijnands herbegraven op het kerkhof in Dussen.
P a g i n a 37
Kerstmis onder granaatvuur:
Ondertussen werd het bij ons steeds drukker met het oorlogsgeweld, een week voor Kerstmis kregen wij inkwartiering van zestien Canadese soldaten. Zij maakten deel uit van het 74e regiment artillerie. Ze schoten met kanonnen de granaten af met een gewicht van vijf en twintig pond, zij noemden zichzelf; de vijf en twintig ponders. Dit regiment bestond uit de kanonnen en daarom heen de trucs die de kanonnen verplaatsten en daarnaast de motor ordonnansen, die voor allerlei verbindingsopdrachten heen en weer reden, vervolgens een aantal jeeps, een rode kruis wagen en een complete keuken wagen.
Op een middag kwamen zij heel rustig aanrijden met hun leger trucs en daar achteraan gekoppeld het kanon. Dat was voor ons als kinderen een fantastisch gezicht. Het kanon stond op zware luchtbanden wielen,
Het had een vrij zware stalen staart waarmede het aan de truc gekoppeld zat, met aan de achterkant de loop van het kanon.
Ze reden bij ons voor het huis zomaar het weiland in dat daar was, ze zochten hun plaatsen op, en begonnen daar om het kanon heen te graven, ze staken de zoden uit de wei en daarvan bouwden zij een muur van ongeveer 1 meter hoog met een behoorlijke ruimte om het kanon heen, bij mijn vader kwamen ze vragen om enkele pakken stro en die schudden zij uit over de grond, daarna spanden ze een legerzeil over dat alles heen, ze plaatsten een soort petroleum kacheltje binnen de stelling, waarop ze zelf koffie en thee warm konden maken en zo bouwden ze hun eigen huisje. Naast dat huisje stapelden zij grote stalen kratten met granaten op, en binnen een uur waren ze schietklaar.
Vier van die stellingen bouwden zij op dat weiland. Ook op het weiland dat daarnaast gelegen was plaatsten zij vier van die stellingen, verderop plaatsten zij nog eens vier stellingen en zo kon het spul beginnen.
Om vijf uur die middag schoten zij de eerste granaten al af. Dat was voor ons een geweldige ervaring wij hadden nooit gedacht dat een schot van een kanon zo dichtbij zo een enorme klap kon geven, het was formidabel. En stinken dat het deed dat was niet normaal meer, nu wisten wij meteen ook wat kruitdamp is.
Tante Corry kon er helemaal niet tegen, zij liep met allebei haar handen om haar oren heen en weer te vliegen ze werd er panisch van.
Maar ja als er zestien van die dingen tegelijk schieten dan lijkt het erop dat de wereld vergaat, en zo voelde tante Corry dat ook aan, al gauw had ze een uitvinding gedaan, ze zette een grote theemuts op haar hoofd en daarmede liep zij door het huis te ijsberen, daarmede voelde zij zich kennelijk toch wat veiliger (dat deed zij lang na de bevrijding nog als het hard onweerde).
De gebeurtenissen volgden elkaar nu in hoog tempo op, nadat de berichtgeving van Jan de Rooy door de legerleiding was ontvangen nam deze heel snel maatregelen om een Duitse doorbraak naar het zuiden tegen te houden.
P a g i n a 38
Om dat te realiseren werd het 52e regiment cavalerie, die bestond uit 20 zware tanks, de CANADIAN GRENADIER GUARDS weer terug gedirigeerd met hun grote tanks naar ons dorp, deze legerde zich in de Heistraat en namen hun vroegere posities weer in. Daarbovenop kwam er nog een ander tankregiment,
THE ALBERTHA CANADIANS, met dezelfde zware tanks als de eerste, en zij namen positie ’s in, in Sprang en Vrijhoeve. Toen zaten we dus in geklemd in een groot en zwaar leger met allerlei wapens.
Dat dit heel hard nodig was bleek al heel gauw want de verkenningsvliegtuigen van de geallieerden vlogen nu steeds boven het gebied van Heusden & Altena.
Zij constateerden dat de Duitsers inmiddels ruim zestig duizend man aan troepen bijeen hadden getrokken. De strijd brak nu pas echt los, de Canadezen hadden vernomen dat de Duitsers hun hoofdkwartier met de generale staf hadden gevestigd in de Zuivelfabriek die stond in de Nieuwendijk, vlakbij Almkerk.
Daarom organiseerde de Canadezen in de middag van 2 januari een zogenaamd trommelvuur op die zuivelfabriek.
Dat gebeurde door de verschillende wapen onderdelen op verschillende plaatsen op te stellen, zij deden dat als volgt:
1. Op de voorste linie de mortieren (15 ponds granaten) daarachter telkens met een afstand van ± 300 meter tussen de eerste en de volgenden.
2. Een aantal tanks die met fosforgranaten schoten, daarachter
3. Dan een grote serie zware tanks die met 35 ponders schoten, daarachter
4. Vervolgens een grote rij kanonnen die met 25 ponders schoten en
5. Ten laatste een aantal kanonnen die met 100 ponders schoten.
Dit alles werd tegelijk in stelling gebracht en toen dat klaar was, het was ‘s middags half vier… brak de hel los.
Het trommelvuur:
Toen dat voorbij was vertelden de soldaten die bij ons ingekwartierd waren dat zij allen tezamen in twee minuten ruim 1400 granaten hadden afgevuurd op de zuivelfabriek in Nieuwendijk. Deze lag dan ook volkomen in puin...weggevaagd van deze wereld. Het was jammer voor de geallieerden dat de generale staf van de Duitsers juist één uur voor dit trommelvuur, uit de zuivelfabriek was vertrokken, daardoor waren de generaals ontsnapt, maar hun hele inrichting van hun staf waren zij wel kwijt.
Voor de buurtschap om de zuivelfabriek heen is dit bombardement een zeer traumatisch gebeuren geworden. Er waren heel wat slachtoffers onder de bevolking gevallen, en de ervaring van zulk een bombardement, om daarin te zitten is voor velen iets geworden dat zij nooit meer konden vergeten, jaren later werd er nog over gesproken.
Maar bij ons die het afvuren van dit trommelvuur hebben gezien en gehoord was het ook een onvergetelijke gebeurtenis. Alles wat er opgesteld stond begon
P a g i n a 39
tegelijk te schieten. Wij stonden bij de kanonnen die bij ons voor het huis stonden, en dus midden in het geheel van de opstelling van dit oorlogstuig.
Toen het schieten begon was er een zeer zwaar gedreun, de grond begon te trillen, en ook de lucht trilde mee, en werd donker. Het leek wel of er een hele lange kolentrein door de lucht reed. Men kreeg het gevoel dat de wereld verging.
Direct nadat het schieten was gestopt viel er werkelijk een doodse stilte, je wist niet wat je overkwam, het leek erop alsof je niet meer op de wereld was.
Veertienhonderd granaten in twee minuten!!
Zo begon het jaar 1945 het was erg koud erg lag veel sneeuw en er werd erg hard gevochten om het offensief van de Duitsers tegen te houden. Elke dag als ik met de bakkerskar op de weg was zag ik ook de soldaten met hun legertrucs rijden zij vormden wel 80% van het verkeer dat er nog was. Maar ook elke dag reden er wel wagens van het Rode Kruis die gewonden van het front hadden gehaald en daarmee op weg waren naar de ziekenhuizen in de omgeving.
Ons “VOSKE” dat trouwe dier was al helemaal aan het oorlogsgeweld gewend geraakt, het trok zich nergens meer wat van aan. Niet als er zo’n zware brommende tank ons voorbij reed op de weg en ook niet van exploderende granaten die er toch vrij regelmatig op soms korte afstand van ons ontploften. Als ik kort bij haar ging staan dan bleef zij gewoon rustig en liet het alles maar langs haar heen gaan, heel apart dat zo’n dier zoveel vertrouwen in je heeft dat zij rustig kon blijven.
Onder al dat oorlogsgeweld gebeurde er in de privésfeer ook heel wat!
Bij mij thuis waren we met vader en moeder, vier meiden en ik als jongste van de familie. In deze tijden sliepen mijn zusters op de zolder in het voorste gedeelte daarvan, binnen het gedeelte dat voor hun was afgeschermd met een gordijn.
In het achterste gedeelte stond er in de rechtse hoek een echte bedstee, en daar sliepen onze onderduiker “Jan” en ik samen in de koets, maar met de inkwartiering van de zestien soldaten kwamen die er ook nog bij op de zolder.
Het hele gedeelte van de plattegrond die er nog overbleef buiten de gordijnen en de bedstee, lag vol met veldbedden, en alle attributen die ze ook nog bij zich hadden. Er stond ook nog een klein tafeltje met een stoel, die gebruikten zij om hun correspondentie naar huis te voeren. Er gingen inderdaad veel makke schapen in één hok, …als je maar moet!!… Nood breekt wetten zei men dan.
De jongens hadden natuurlijk wisselende diensten, want ook ‘s nachts waren er enkelen bij de kanonnen, maar ’s avonds waren er verschillende vrij en die kwamen dan maar al te graag bij ons in de woonkamer, om met de fam. koffie te drinken en zich te onderhouden, zij zorgden altijd voor chocolade in verschillende vormen en niet te vergeten voor sigaretten, daar waren zij heel royaal mee. Dat was koren op de molen van mijn vader die een echte roker was, al heel lang had hij zich moeten behelpen met eigen teelt tabak, die stonk als een
P a g i n a 40
oorlogsschip, nu dan echte Canadese sigaretten, dat was het summum van die dagen, en toen begon ook ik te roken, nog geen veertien jaar oud, o..o..o!
Maar ondanks alle spanningen brachten deze avonden een heel stuk gezelligheid. Het mooiste was dat wij voor die tijd geen van ons allen nog ooit
één woord Engels hadden gehoord, en nu converseren met die soldaten, dat gaf aan weerskanten de meest vrolijk opmerkingen, we spraken Engels met handen en voeten!!, maar de avonden vlogen om.
Een prachtige herinnering uit die tijd is ook dat enkele van die jongens ’s zondags middags meegingen naar de kerkdienst in de Herv. Kerk aan de Zuid – Hollandsedijk. Zij zaten met één van mijn zusters in de zijbanken van de kerk, en deze banken waren wat hoger dan de banken in het middenschip. In die kerk was het de gewoonte dat ook de koster collecteerde, en dat gebeurde ook nu.
Maar deze koster was een klein kereltje en hij collecteerde met een collecte zak aan een lange stok, zoals dat toen gebruikelijk was. Toen hij bij één van deze soldaten de zak voorhield mikte deze er onder het uitroepen van “alles kapoet” een handvol kleingeld in. De koster verloor zijn evenwicht en viel bijna voorover van het gewicht van dat klein geld, dit was niet het meest geestelijk gebeuren in deze kerkdienst, want velen konden hun lachen nauwelijks onderdrukken. Zo beleefden we in moeilijke tijden ook nog heel komische dingen, en dat waren er ook best veel. Dit werd ook nog bevestigd doordat een aantal meisjes verkering kregen met een Canadees, en later ook met Poolse soldaten, er zijn in ons dorp enkele huwelijken uit overgebleven.
In de derde week van Januari vertrokken de Canadian Grenadier Guards met hun zware tanks, zij werden naar Duitsland gedirigeerd. De Albertha’s bleven nog bij ons . De strijd met de Duitsers aan de overkant van de Maas bleef doorgaan.
Het grote Ardennenoffensief was wel afgeslagen, en een groot deel van de Duitse troepen werd weer ergens anders heen gedirigeerd, maar er bleef ook een flinke legermacht in Heusden & Altena over, en deze bleven van daaruit ook steeds infiltreren met patrouilles en verkenningen. Regelmatig werden er dan ook gevechten geleverd, en vielen er aan beide zijden steeds veel slachtoffers. In het land van Heusden en Altena was de schade aan huizen en gebouwen inmiddels heel groot.
Er lag vreselijk veel in puin, en de mensen waren hun leven niet meer zeker.
In middels was het Februari geworden, en nog steeds was het erg koud, en nog lag er veel sneeuw, het was de meest barre winter die ik mij kan herinneren, en dat dan ook in alle opzichten!
Nog elke dag ging ik er met de bakkerskar op uit om het brood bij de klanten thuis te bezorgen, en nog altijd deed ik het graag, je kwam bij de mensen en vergeet niet, …ik werd op 13jarige leeftijd al voor vol aangezien, en dat alleen al deed mij heel goed, ook de soldaten gingen je kennen en ook dat werd op het
P a g i n a 41
laatst nog gezellig. Op straat gingen wij elkaar kennen en we zwaaiden ook steeds naar elkaar, zo kregen we toch een zekere verbroedering.
Ondertussen werd de strijd niet minder, er kwamen regelmatig veel vliegende bommen over en er zijn er ook telkens hier en daar verspreid heel wat neer gekomen. In de nacht van 12 Januari kwamen er niet minder dan 20 vliegende bommen over ons heen, daarvan zijn er twee in de naaste omgeving neer gekomen gelukkig in het weiland zodat de schade deze keer gering was, maar de angst met die smerige dingen was wel heel groot, je wist nooit waar ze zouden neerkomen. Bovendien was er overdag veel schieten van Duitse en geallieerde zijde, de Canadezen hebben vreselijk veel granaten afgeschoten. Maar ook de luchtmacht deed mee in dit koor van schieten en bommen gooien. De dorpen Dussen, Meeuwen, Eethen, Drongelen, Almkerk en Nieuwendijk waren zeer zwaar beschadigd, er was zowat geen huis meer dat niet door een bom of granaat getroffen was. De bevolking daar was voor het grootste gedeelte langdurig geëvacueerd naar Werkendam, Sleeuwijk, Veen, Andel en Woudrichem. Er waren veel families die gewonden hadden en ook verschillende mensen die in al dat geweld waren omgekomen, heel veel leed en moeite werd geleden. Ook aan onze kant van het front werden er heel veel huizen beschadigd, en vielen er ook in verschillende families slachtoffers. Bij al die ellende was het ook nog zo dat wij lange tijd geen elektriciteit meer hadden, alles moest met een stallantaarn of kaarsen verlicht worden, de verwarming bestond uit kachels waarin veel hout gestookt werd. Het was schemeren en stinken (over nostalgie gesproken). Het ging om:…overleven.
De strijd om het bruggenhoofd van de Duitsers aan de zuidkant van de Maas werd nog heviger. Regelmatig werden de troepen verplaatst en door nieuwe vervangen, op 24 januari kwam er een regiment met amfibietanks die wit gespoten waren voor de camouflage. Deze tanks konden zo de rivier de oude Maas doorrijden, zoiets hadden wij al helemaal nog nooit gezien of ervan gedroomd zelfs, maar ze kwamen en gingen in de aanval. Het werd een ongekend hevig gevecht, met vele dodelijke slachtoffers aan Duitse zijde.
De volgende dag echter op 25 januari viel er een vliegende bom in het dorpje Dongen, midden in het Centrum met als gevolg enkele doden en honderd gewonde burgers. De dag daaropvolgend was weer raak van ’s morgens 8 uur tot ‘s middags 12 uur onafgebroken hevig schieten door de artillerie en de nog aanwezige tanks, het oude Maasje werd nu wel overgestoken door de Canadezen. Het was op die dag verschrikkelijk druk op de wegen met legertrucs en Rode Kruis wagens. De volgende dag Vrijdag 26 Januari werden de Polen die aan het Keizersveer in een hevig gevecht gewikkeld waren met de Duitsers door hen teruggeslagen. Dit ging gepaard met vele slachtoffers, het werd echt heel erg. Ook in de omgeving van Raamsdonksveer werd de hele bevolking geëvacueerd. In middels waren de soldaten van het 74e regiment met hun kanonnen alweer vertrokken en was onze zolder weer ons eigen domein.
P a g i n a 42
Maar nu kregen wij vluchtelingen uit Raamsdonksveer.
De familie Zwart: man, vrouw en twee dochters, ook daarvoor werd maar weer ruimte gemaakt. Mevr. Zwart zo bleek was een nicht van mijn vader, en zo kruipt het eigen bloed waar het niet gaan kan zegt men wel eens. Voor het echtpaar werd onder een kamer vrijgemaakt en de meiden konden erboven op zolder nog wel bij, en dat gebeurde. Allemaal in een kamer aan het eten zo moest dat.
Op diezelfde dag viel er ook weer een vliegende bom in het centrum van het dorp Kaatsheuvel, daarbij werden 35 mensen gedood, waarvan drie Canadezen en een Pool. De ravage was groot!
Ondanks al dat geweld bleef ik met de bakkerskar elke dag met van Andel trouw het brood bezorgen bij de klanten, het waren de bekende op straat geworden, de bakker, de melkboer, de olie boer, en de huisartsen, en daarmee had men het burgerlijk verkeer wel zowat gehad, de rest was allemaal leger en orde troepen die nog op de weg mochten komen, kinderen mochten al helemaal niet meer op straat komen.
Zo ging de maand februari verder, steeds maar veel gevechten en bijna dagelijks viel er wel ergens een vliegende bom en maakte veel slachtoffers en grote schade. Het dagelijkse leven bestond er voornamelijk nog uit om te zorgen voor eten en drinken, en het elkaar helpen waar dat nodig was.
Het was ook nog erg koud en de sneeuw bleef er ook maar steeds liggen, kortom het was een barre winter!!
Op 23 februari hadden we weer een dag die boven alles uitsprong wat oorlogsgeweld betreft. De hele dag waren er zware gevechten en beschietingen geweest, de rode kruiswagens reden af en aan. Het waren nu de Polen die bij ons de strijd leverden, zij vochten heel fanatiek en hadden het erg zwaar te verduren, want ook de Duitsers bleven fanatiek verzet bieden, het hoogte punt kwam echter in deze nacht, het was onvoorstelbaar, maar er kwamen die nacht ruim honderd V1’s over, waarvan er verschillende in de naaste omgeving neerkwamen. De artillerie bleef ook steeds maar aan het schieten waardoor er dag en nacht steeds een zwaar gerommel van kanonnen en mitrailleurs en niet te vergeten het angstaanjagend gebrom van de overvliegende V1’s de lucht vervulde.
Zo liep de maand februari met veel gevechten en veel verlies aan mensenlevens teneinde. Toen we er middenin zaten drong het nog niet eens zo sterk tot ons door, wat er zich in feite aan het front afspeelde, we zagen wel de rode kruis wagens af en aan rijden en we dachten wel dat dit niet zo best zou zijn, maar we wisten het eigenlijk toch niet echt, later na de bevrijding bleek pas echt hoe gruwelijk dit alles is geweest.
P a g i n a 43
De ontmoeting.
En toch… gebeurde er ook in dit barre geweld ook nog wonderen.
In de nacht van zaterdag 3 Maart was er een patrouille Poolse soldaten aan het front bij het Oude Maasje in gevecht gekomen met een groep Duitse soldaten en het ging er heftig aan toe, totdat er opeens een Poolse soldaat meende dat hij bij de Duitsers een heel harde Poolse opmerking hoorde; hij riep zo hard als hij kon in het Pools terug: “Niet schieten, wij zijn Polen”.
Direct daarop aansluitend kwam er een groep van vijf soldaten van de Duitsers naar hen toe en gaven zich aan hen over.
De soldaat die geroepen had “niet schieten”, zag een soldaat naar zich toekomen en vroeg hem naar zijn naam, en toen hij die gezegd had zei hij: “Ben jij dat echt??” “Ja, die ben ik”, zei hij. “Dan ben ik je oudere broer”, zei de eerste.
Zo ontmoetten zij elkaar op de grens van leven en dood, nadat zij door de oorlog ruim vijf jaren van elkaar gescheiden geweest waren, bijna hadden zij nu, hier elkaar doodgeschoten.
Het was een onvoorstelbaar wonder dat dit zo goed was afgelopen, het was haast een sprookje, de hele compagnie vierde de hele week lang een feest om deze gebeurtenis met de beide broeders mee te beleven.
De ene broer was verplicht in het leger van de Duitsers ingeschakeld, en de andere was vrijwillig in dienst bij de geallieerden.
De emotie was natuurlijk overweldigend voor de hele compagnie.
Zo kwamen de broeders ’s morgens thuis in hun kwartier dat aan de Nieuwevaart was. De hele buurt was overweldigd door dit wonder dat er gebeurd was, en leefde uiteraard sterk mee met deze jongens in oorlog.
De bevelvoerende kapitein liet dit detachement zich echter onmiddellijk terugtrekken naar Breda, en vervangen door een andere compagnie.
Het leven ging weer verder met alle oorlogshandelingen waaraan wij zo gewend waren geworden dat het ons niet eens zoveel meer deed, je wende er gewoon aan en je deed wat er gedaan moest worden. Veel werk werd er echter niet gedaan want daar was geen gelegenheid voor, de mensen in het dorp brachten veel tijd door, met het bezoeken van elkaar en te zorgen voor oudere mensen dat zij niet in de kou zouden komen te zitten en dat zij genoeg te eten zouden hebben, er werden dus letterlijk veel buurpraatjes gehouden, het was toch een heel aparte sfeer onder elkaar, een grote saamhorigheid dat wel.
De grote klap:
Donderdag 8 maart om 6.30 uur in de morgen gebeurde het. Samen met onze Jan uit Rotterdam lag ik in de bedstee op de zolder, plotseling hoorden wij weer een V1 aankomen knorren, maar het knorren hield opeens stil… wij gespannen wachten wat er zou gaan gebeuren, en toen ineens een grote vuurbal… wij
P a g i n a 44
werden opgetild met dekens en al, en toen een enorme knal, er ontstond een zeer zwaar geruis zo van bbbbbrrrrrrrr.
“Hou je vast wij vergaan” riep Jan die in middels diep onder de dekens was gedoken. Wat was er gebeurd? Door de enorme knal ontstond er een grote luchtdruk, en die op zijn beurt was er de oorzaak van dat van ons huis alle dakpannen werden afgeschoven, ze vielen allemaal aan diggelen op de grond vandaar dat zware geruis!
De V1 was op een afstand van ongeveer vijfhonderd meter recht voor ons huis op een grintweg gevallen. Daar maakte hij een gat van wel zes meter diep met een dia van zeker tien meter en dat dwars door de weg heen, onvoorstelbaar!
Een rokend en zwaar stinkend gat dat was er ontstaan, midden op de weg.
Maar bij ons huis was de schade ook heel groot, bijna alle dakpannen waren kapot gevallen. Gelukkig had mijn vader altijd een partij dakpannen in voorraad, omdat ons huis vlak naast de molen stond en er daardoor bij storm nogal eens wat pannen van het dak afwaaiden, en samen met een aannemer kreeg hij toch weer voldoende pannen bij elkaar om het dak weer dicht te maken. Niettemin de schade was groot!. En toch was er ook nog een geluk bij, namelijk dit dat de ramen niet kapot waren gesprongen, dat had ook nog gekund, en dan was het niet zo gauw weer gedicht, want glas was bijna niet meer te krijgen in die tijd.
Deze onvergetelijke week was tevens mijn laatste week als bakkersknechtje, want van Andel had zelf toch weer een ander paard kunnen kopen waardoor mijn diensten overbodig werden.
Dat kwam trouwens ook heel goed uit want onze school was ook in deze week weer voor het eerst begonnen met les te geven, en ik zat in de achtste klas, dus in mei moest ik weer van school afgaan, dat moest dus even goed worden afgerond, hetgeen dan ook gebeurde.
Kunstverlichting:
Toen we weer naar school gingen werd ons leven weer heel anders. Sommigen van ons hadden ontdekt dat de geallieerden een muur van munitie hadden opgebouwd, die liep vanaf Kaatsheuvel tot Dongen aan toe.
Deze munitie was aan weerskanten van de weg opgestapeld en minstens anderhalve meter hoog, wel stonden daartussenin de bomen die langs die weg stonden.
De slimmeriken hadden ontdekt dat er in bepaalde stalen kistjes lichtkogels zaten en in weer andere doosjes rookgordijnen.
Ze hadden op een keer tegen dat het ‘s avonds donker werd de stoute schoenen aangetrokken en waren er met een rolwagen op uit gegaan, ze brachten daarmee een aantal doosjes lichtkogels mee en een aantal rookgordijnen.
Dat was natuurlijk feest voor de hele club van 10 van mijn kameraden.
Men had van een oude fiets de voorvork en het stuur uit zijn plaats gehaald, in de buis die er dan overblijft paste precies een lichtkogel. We moesten hem er
P a g i n a 45
met de hand in drukken wat maar net lukte, het voordeel was dat de kogel dan meteen goed vast zat. Het frame van de fiets werd goed vastgezet met stukken ijzer zodat die goed bleef staan. Vervolgens hadden we een stuk hout van een meter lengte genomen en daar doorheen een lange spijker geslagen die er een flink stuk uitstak.
Als het hele spul goed in stelling stond nam een van ons het stuk hout met de spijker en hield dan de spijker precies op het slaghoedje van de lichtkogel, en een ander sloeg met een lange hamer op het hout dat tegen het slaghoedje zat en pats daar ging de lichtkogel zeker zestig meter de lucht in. Zo een lichtkogel bleef minstens drie minuten hangen en verlichtte de hele omgeving.
Dit spel werd de sensatie van de hele omgeving iedereen vond het prachtig, alleen moesten we erg goed opletten dat er geen soldaten in de directe omgeving waren want dat zou slecht zijn afgelopen. Telkens als we er één hadden afgeschoten ruimden we zo vlug mogelijk het hele spul weer op. Dit spel durfden we niet elke avond uit te voeren maar slechts twee keer in een week en soms maar één keer, al naar gelang er soldaten op straat waren.
Op een andere plaats staken we dan ook wel eens een rookgordijn af, dat was alleen veel gemakkelijker want die hoefden we alleen maar aan te steken.
Dat waren stalen doosjes zo groot als een pot zure haringen, aan de boven kant zat het ventiel waar de rook uit kwam en daarnaast zat er een lontje, dat kon je met een lucifer zo aansteken. Als je het aangestoken had dan moest je wel zien dat je weg kwam anders stikte je in die vieze rook die er met onvoorstelbare dikke wolken uit kwam, als het ding stond te roken kon er ook niemand meer doorheen lopen of fietsen want je zag helemaal niets meer, het verkeer werd er compleet door stil gelegd. Het duurde zeker vijf minuten voordat het ding weer ophield met roken, en dan bleef de wolk nog een hele tijd hangen.
Op een kwade zondagmiddag hadden enkele kameraden het gepresteerd om twee van deze rookgordijnen af te steken op de drempel bij de hoofdingang van de hervormde kerk aan de Loonsedijk. Ze hadden heel uitgerekend zitten luisteren op de drempel van de kerk wanneer het laatste psalmgezang gezongen werd en aan het einde van dat zingen staken zij ze aan. Dat werd een complete rel, de mensen konden er niet doorheen naar buiten, maar de rook drong ook de kerk binnen, tenslotte gingen de mensen aan de andere kant waar ook een kleine uitgang was de kerk uit, en hoe het zo vlug gebeurde weet ik nog steeds niet maar de rook was nog maar net aan de gang en toen waren er twee motoren van de militaire politie.
Dat werd vluchten dwars door weilanden en over sloten en afrasteringen heen.
Na een uur bleek dat niemand gepakt was. Dit was echter wel het laatste rook gordijn dat wij afgestoken hebben. De militaire politie was ons op het spoor gekomen en nu moesten wij heel erg op onze hoede zijn, ook met de lichtkogels.
P a g i n a 46
Inmiddels was het einde van de maand Maart gekomen, de gevechten aan de Maas gingen nog altijd door, wel was er af en toe een soort adempauze, maar daarna vlamde de strijd weer in alle heftigheid toe.
In de lucht was het ook een drukte van wonder en geweld, de bommenwerpers richting Duitsland kwamen in steeds grotere formaties overgevlogen, het gedreun van de motoren ging dag en nacht door. Ze hadden nu niet veel gevaren meer van Duitse jagers en ook het luchtafweer dat in de Maasdijken had gestaan was compleet uitgeschakeld. De strijd in Duitsland zelf werd zwaar opgevoerd, en daarbij hoorden ook de vele, vele bombardementen.
Het werd nu wel duidelijk dat het om het einde van de oorlog ging spannen.
De Duitsers van hun kant stuurden nu veel meer V-1’s richting Engeland, maar veel van die dingen kwamen niet zover en belanden in onze omgeving. Op 26 Maart bijvoorbeeld vielen er drie op één dag in onze naaste omgeving en richten ook veel schade aan, aan gebouwen en ook aan mensen. In Sprang viel er een op een huis dat totaal van de wereld weg gevaagd werd, met daarnaast veel huizen waar ook de dakpannen eraf vlogen en er was ook veel glasschade aan de huizen. De derde viel in het polderland en bracht daar alleen een groot gat in de grond.
Ondanks het feit dat ook de Duitsers het einde van de oorlog best zagen naderen, bleven zij toch doorgaan met felle gevechten, regelmatig was het weer raak aan de Maas en telkens vielen er ook soldaten te betreuren.
Aan de overkant in het land van Heusden en Altena waren zij zelfs zo misdadig dat zij in de laatste weken van maart nog heel wat boerderijen daar gewoon in brand staken uit pure vijandschap om nog zoveel mogelijk de bevolking te terroriseren en angst aan te jagen. Dit alles terwijl zij heel goed wisten dat hun dagen nu geteld waren.
Begin April werden de Poolse soldaten vervangen door Engelsen. In Sprang kwamen er op 9 April niet minder dan 1138 Engelse soldaten die verdeeld waren in infanterie en lichte cavalerie en ook een flink aantal kanonnen stelden zij hier in de omgeving weer op. De Duitsers bleven ook steeds maar met granaten schieten naar onze omgeving, telkens hoorde je die dingen aankomen fluiten, en dan was het dekking zoeken.
Zo verliep de maand April en zo kwam het einde van de oorlog naderbij. Iedereen dacht dat het nu wel elke dag af zou lopen. De berichten die wij nu via de radio konden horen lieten weten dat de strijd nu op zijn hevigst was rondom Berlijn. De Russen rukten op vanuit het Oosten en de Amerikanen vanuit het westen. De wereld vroeg zich in spanning af wat er met Hitler zou gebeuren, en of ze hem levend in handen zouden krijgen.
Op 10 mei 1940 had onze bovenmeester gezegd dat Hitler een monster van kwaadaardigheid was. Nu na precies vijf jaren van terreur, moord en geweld
P a g i n a 47
wist de hele wereld hoe misdadig Hitler en zijn gehele legerleiding geweest zijn. Maar nu was ook de tijd aangebroken dat hij inderdaad in zijn eigen adelaarsnest vastgelopen was.
Wie zou hem vangen??
De lafaard zag tenslotte maar één mogelijkheid voor zichzelf en dat was zelfmoord. Niemand zou hem dus kunnen berechten, … dacht hij.
Echter het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel.
(Hebreeën 9:27) en dat oordeel zal een rechtvaardig oordeel zijn van de allerhoogste rechter der ganse aarde. Wie zou daarvoor niet vrezen?
Als ik me nog goed herinner was het op vrijdag 20 april dat Adolf Hitler zelfmoord pleegde in de puinhopen van Berlijn. Maar daarmede was de oorlog nog niet geëindigd.
Dat gebeurde in Nederland pas op zaterdag 5 mei.
In het huis van de molenaar naast ons huis hadden de Engelse soldaten hun commandopost ingericht, toen zij het bericht van de capitulatie via de radio en van hun eigen legerberichten, hoorden brak er een compleet feest los.
Dit was dus het einde van een vreselijke en langdurige oorlog, die vele, vele slachtoffers had gevraagd. In het begin konden wij het nauwelijks geloven dat we weer echt vrij waren en dat we geen beschietingen meer hoefden te doorstaan, geen angsten meer voor overvliegende V-1’s.
Samen met de aanwezige soldaten werd het feest uitbundig gevierd.
Op maandag 7 mei ging de plaatselijke harmonie vereniging “Sirena” voor het eerst weer de straat op om het feest muzikaal te ondersteunen. Zij maakten een rondgang door het hele dorp, het Wilhelmus en Gelukkig is het land en Wilt heden nu treden klonken blij door het dorp.
Drie dagen later waren koningin Wilhelmina en prinses Juliana op bezoek in Ulvenhout bij Breda, verschillende mensen uit ons dorp gingen met elkaar daarheen om de koninklijke familie te verwelkomen.
De artillerie die hier zo actief was geweest is op 8 mei definitief vertrokken.
Er bleven nog enkele Engelse en Belgische soldaten over maar na drie weken waren ook die helemaal weg.
Daarvoor in de plaats kwam toen het bestuur van de gemeentes onder toezicht te staan van wat genoemd werd “Het militair gezag”
De leider van deze organisatie was de onder ons zo bekende; kapitein André, oftewel dhr. Jos van Wijlen, die aan mijn vader had gevraagd of hij met de verzetsgroep een eventuele bevrijdingsactie zou ondernemen in het kamp Vught. Lange tijd heeft hij de burgerlijke zaken in een grote regio in stand gehouden totdat er weer een normale gemeenteraden waren gevormd.
Voor mij was er ook een geheel nieuwe periode in mijn leven aangebroken, alles moest nu weer normaal worden, en ik had inmiddels op Vrijdag 27 April de
P a g i n a 48
lagere school verlaten. Nu kwam ik bij mijn vader in de boerderij, en dat werd een heel ander leven voor mij. Mijn schooljaren waren definitief voorbij!!
Epiloog:
Waarom dit verhaal uit mijn kindertijd opgeschreven?
Daarvoor dacht ik verschillende motieven te hebben.
In de eerste plaats als ik er niet meer zal zijn dan hebben jullie toch een persoonlijk aandenken mij.
En in de tweede plaats wil ik graag het verhaal vertellen hoe God al vroeg in mijn kinderjaren zich aan mij heeft laten kennen, en dat ik daarvan nooit meer ben losgekomen. En daarmee bedoel ik het verhaal van “Voske” dat zo wonderlijk in leven mocht blijven, het is altijd in mijn geheugen blijven zitten, en heel vaak heb ik eraan teruggedacht. En ook telkens als ik net precies aan de dood mocht ontkomen wist ik dat die God, die mijn kindergebed verhoord had, mij nu in het leven gespaard had.
Voor mij heeft deze gebeurtenis grote gevolgen gehad. Nog nooit had ik dit verhaal aan iemand verteld dan alleen aan jullie Oma.
Waarom met een kinderverhaal begonnen?
Indrukken uit de kindertijd bepalen de levenshouding in het verdere leven, zegt de moderne psychologie. ‘O God, Gij hebt mij onderwezen van mijn jeugd aan, tot nu toe verkondig ik Uw wonderen’, zegt Psalm 71. Beide beweringen zijn tegelijk waar, het is maar uit welke hoek je het bekijkt. Psychologie en geloof behoeven geen tegenstelling te vormen.
Dat heb ik in mijn persoonlijke leven op velerlei manieren ondervonden, en dat wil ik hiermede ook graag als een getuigenis aan al de kinderen en kleinkinderen doorgeven.
Graag wil ik besluiten met de woorden van psalm 78: 5 t/m 7, daar lezen we:
“Hij richtte een getuigenis op in Jakob en stelde een wet in Israël, die Hij onze vaderen gebood hun kinderen te leren, opdat het volgende geslacht die zou kennen, de kinderen, die geboren zouden worden, dat zij zouden opstaan om ze te vertellen aan hun kinderen: opdat die hun vertrouwen op God zouden stellen, en Gods werken.”
“Niet vergeten”